Instrumenten en Bedieningsorganen
A
016
25.
TACHOG RAAF/SN
ELH
EI
DSM
ETE
R
Aanbrengen
van
de tachograafschijven
-
Open
de
tachog
raaf
bij
stilstaande
wagen met behulp
van
de sleutel.
Kantel
de
tussenplaat
A
omhoog.
Breng de
tachograafschijf
voor
de
bijrij-
der met de
groene
zijde
naar boven
ge-
keerd
aan.
Kantel de
tussenplaat
A naar beneden
en
druk hem goed in het slot.
Breng
de
tachograafschijf
voor
de
bestuu
rder met
de
groene zijde
naar
boven aan
op de tussenplaat.
-
Sluit
de tachograat en
venruijder
de
sleu-
tel.
Attentie!
Bij dit type tachograat moeten altijd
twee
schijven
zijn
ingelegd,
ook
wanneer
het
voertuig door
slechts
één bestuurder wordt
bemand.
De kontrolelamp
B gaat
branden
als
geen
of slechts
één
tachograafschijf
is
aangebracht. Bestuurder
en
bijrijder
heb-
ben
elk
hun eigen
tachograafschijf.
Bij
bestuurderswisselingen moet de
schijf
van
degene
die het stuur overneemt
boven
op
de
tussenplaat worden gelegd.
Degene,
waarvan
de
tachograaf
sch
ijf
bovenop
de
tussenplaat
ligt,
bedient
de
tijdgroepen-
schakelaar
1. De
persoon
waarvan de
tacho-
graafschijf onder de tussenplaat ligt,
be-
dient
de
tijdgroepenschakelaar
2.
Bedienen
van
de tijdgroepenschrijver
De
tijdgroepenschrijver
wordt
bediend
d.m.v. de
tijdgroepenschakelaars
1
en
2.
Rijtijd
Al
le
overi
ge
w
erkzaam
heden
Wachttijd
Dagelijkse
rusttijd
Voorzijde
van
de tachograafschijf
J
:Snelheidsregistratie
K
:Tijdschalen
L
:Tijdg roepen
reg ist
rat
ie
M
:Af
standsregistratie
0
X
Z
19