REMKO serie CLK
Vóór de inbedrijfstelling
De apparaten moeten voor
inbedrijfstelling op zichtbare
gebreken aan de bedienings- en
veiligheidsinrichtingen evenals
op correcte opstelling en juiste
elektrische aansluiting worden
gecontroleerd.
De volgende punten moeten in elk
geval in acht worden genomen:
De apparaten moeten stabiel
I
worden opgesteld
Er moet voldoende toevoer
I
van verbrandingslucht worden
gewaarborgd
Zorg voor een vrije
I
luchtaanzuiging en luchtafvoer
Boven- of onderdruk in de
I
opstellingsruimte vermijden
Zorg voor een afdoende
I
en conform de plaatselijke
voorschriften overeenkomstige
toevoer van brandstof
Uitsluitend schone stookolie EL
I
resp. dieselbrandstof gebruiken
Gebruik geen biodiesel!
Het verwisselen van gasflessen
I
moet in een omgeving zonder
ontstekingsbron worden
uitgevoerd.
Brandstofvoorziening
Voor de gastoevoer zijn alle gang-
bare gasflesformaten toegestaan.
Wij adviseren echter een gasfles
met ten minste 11 kg volume. Bij
langer bedrijf en nominale ver-
warmingscapaciteit van meer dan
50 kW adviseren wij gas ui meerde-
re gasflessen parallel af te nemen.
(accessoire meerflessenset)
LET OP
De bruikbaarheid van flexibele
brandstofleidingen moet overeen-
komstig de desbetreffende plaat-
selijke omstandigheden worden
uitgevoerd. Deze moeten altijd
met name tegen beschadigingen
zoals bijv. een vorkheftruck, die-
ren enz. worden beschermd.
10
De aansluitslang mag niet wor-
I
den blootgesteld aan torsie!
De luchtverwarmer mag
I
niet in de richting van de
brrandstoftoevoer zijn gericht!
Paraffinevorming bij lage
buitentemperaturen
Ook bij lagere buitentemperaturen
moet altijd een goed vloeibare
stookolie in voldoende hoeveelheid
ter beschikking staan.
Paraffinevorming kan al bij
I
temperaturen onder van 5 °C
ontstaan
Om dit te vermijden moeten
I
preventieve maatregelen
worden getroffen.
bijv. winterharde stookolie EL
of winterdiesel, verwarmde
olietank, geïsoleerde
olieleidingen enz.
Er moet in acht worden
I
genomen dat een probleemloze
werking van de
multiflex-olieverwarming
uitsluitend kan worden
gewaarborgd als het apparaat
al voor het starten gedurende
een langere periode is voorzien
van spanning
Het is niet mogelijk om met
I
de verwarming de reeds
aanwezige paraffine-afzetting
te verhelpen. Mocht zich
reeds paraffine hebben
gevormd, moet het volledige
brandstofsysteem worden
gereinigd
AANWIJZING
Als aan de desbetreffende ver-
eisten ter plaatse alsook aan een
deskundige apparaatopstelling
is voldaan, moet de blaasunit-
brander door geautoriseerd
vakpersoneel worden gecontro-
leerd op uitlaatgaswaarden en
evt. worden ingesteld.
Luchtverdeling
De apparaten zijn voorzien van
een krachtige axiaalventilator.
Deze ventilator is vervaardigd om
de verwarmde lucht, gericht en
effectief te transporteren.
De verdeling van de lucht
geschiedt bij voorkeur via
pijpleidingen of speciale warme
lucht- resp. folieslangen.
De mogelijke lengtes zijn
afhankelijk van de weerstanden
van de gebruikte luchtgeleidingen
aan de luchtzijde.
Uitsluitend de door
I
ons vrijgegeven warme
luchtslangen (accessoire)
mogen worden gebruikt
Hierbij moet altijd de
I
luchtrichting van de slangen in
acht worden genomen!
De binnenste overlappingen
op de naden van de warme
luchtslangen moeten in de
luchtrichting wijzen
Neem een veilige bevestiging
I
van de leidingen resp. slangen
op de uitblaassteunen van de
apparaten in acht
Voor de luchtverdeling mogen
I
uitsluitend resp. de door ons
vrijgegeven luchtverdelers
worden gebruikt
AANWIJZING
De branderinstelling moet
na elke locatiewissel worden
gecontroleerd en evt. aan de
nieuwe omgevingsvoorwaar-
den alsook atmosferische om-
standigheden opnieuw worden
aangepast.
AANWIJZING
De warme luchtslangen
mogen uitsluitend in compleet
uitgetrokken toestand en
zonder opwikkelingen worden
gebruikt.