REMKO serie CLK
Inbedrijfstelling van de blaasunit-oliebrander
Voorbereidende maatregelen
LET OP
De inbedrijfstelling van de
blaasunit-oliebrander mag uit-
sluitend door opgeleid vakper-
soneel worden uitgevoerd.
Na het losmaken van de 4 beves-
tigingsschroeven wordt de mon-
tagegrondplaat [M] van de behui-
zing [G] getrokken.
AANWIJZING
Aangezien de luchtklep tot
module 44 onder veerdruk
staat, moet deze eerst met
stelschroef 3 worden gesloten
(stelschroef tot ca.
schaalwaarde 1 draaien).
De belangrijkste functieonderdelen
voor montage / onderhoud moeten
na de desbetreffende vereisten direct
vrij toegankelijk worden gemaakt.
Vanaf formaat SL 44 moeten 6
bevestigingsschroeven worden
gedemonteerd (markeringspijl in
acht nemen).
Afb.: 1
G
Voor onderhoudswerkzaamheden
of voor het inbouwen / vervangen
van de oliemondstuk kan de mon-
tagegrondplaat M op 2 manieren
op de branderbehuizing G worden
gepositioneerd, (zie afbeeldingen
1 en 2).
Overeenkomstig de desbetreffende
apparaatspecifieke mogelijkheden
kan de grondplaat in de gewenste/
mogelijke positie op de speciale
opnamepunten worden gepositio-
neerd.
20
Instellen van de ontstekingselektrode en ophopingsschijf
Formaat /
Afmetingen
SLV 11 tot SLV 33 5
SL 44 en SL 55
Vereiste groottes van het
mondstuk
De keuze van het vereiste olie-
mondstuk is afhankelijk van de
pompdruk en het vermogen van
het apparaat.
Er mag uitsluitend een
voor de desbetreffende
verbrandingskamergeometrie en
het vrijgegeven mondstuk met
M
overeenkomstige spuithoek en
conuseigenschappen worden
gebruikt.
De vereiste grootte van het
mondstuk kunt u vinden in de
technische gegevens.
Afb.: 2
G
Alle afmetingen zijn in mm.
A B C D
De optimale instelling moet
worden aangepast aan
5
7
3
de apparaatspecifieke en
7
8
5
3
bouwkundige omstandigheden.
Luchtinlaatmondstuk
Door het verstelbare luchtinvoer-
mondstuk A kan afhankelijk van de
weerstand van de verbrandingska-
mer en de schoorsteentrek de ver-
eiste blaasdruk worden ingesteld,
zonder dat de uitgangsdiameter
hiermee wordt gewijzigd.
1. De inbusschroef B losmaken.
2. Het luchtinlaatmondstuk [A] op
de gewenste positie (let op de
pijl!) draaien.
"min" = kleinere blaasdruk
"max" = grotere blaasdruk
A
B
M
Montagegrondplaat
Na het succesvol vervangen van
het mondstuk en evt. het opnieuw
afstellen van het luchtinlaatmond-
stuk A wordt de montagegrond-
plaat M weer in omgekeerde
volgorde gemonteerd.