Individuele instelling
8
Individuele instelling
8.1
Mechanische instellingen
8.1.1
Instellen van de aanvoertemperatuur
De aanvoertemperatuur is tussen 35˚C en 88˚C instel-
baar.
Bij vloerverwarming op de maximale
i
toegelaten aanvoertemperatuur letten.
Lage temperatuurbegrenzing
De temperatuurregelaar op stand E begrenst. Bij deze
begrenzing is de maximale aanvoertemperatuur 75˚C.
Een instelling van het vermogen op de berekende
warmte behoefte is niet noodzakelijk.
Wijzigen lage temperatuurbegrenzing (E)
Bij verwarmingsinstallaties met een hogere aanvoer-
temperatuur kan de begrenzing eruit genomen worden.
B Gele knop van de temperatuurregelaar
schroevendraaier los draaien.
6 720 610 332-27.1O
Afb. 53
B Zet de gele knop 180˚ gedraaid weer in (punt naar
binnen gericht).
De aanvoertemperatuur wordt niet meer begrensd.
Stand
Aanvoertemperatuur
1
ca. 35°C
2
ca. 43°C
3
ca. 51°C
4
ca. 59°C
5
ca. 67°C
E
ca. 75°C
max
ca. 88°C
Tabel 13
36
8.1.2
Karakteristieken van de verwarmings-
pomp
Toerental van de pomp op de aansluitkast van de pomp
instellen.
In schakelaarstand 1 wordt bij de berei-
i
ding van warmwater niet het maximale ver-
mogen overgedragen. Gebruik deze stand
daarom zuiver en alleen voor verwarming-
stoestellen.
0,7
H
(bar)
0,6
0,5
0,4
0,3
0,2
met een
0,1
0
0
Afb. 54
A
Instelling 3
B
Instelling 2
C
Instelling 1
H
Rest opvoerhoogte
Q
Omloophoeveelheid (c.v. water)
A
B
C
200
400
600
800
1000
6 720 611 390 NL (2006/01)
1200 1400
1600
Q
(l/h)
6 720 610 332-28.2O