7.4 Constante curve bedrijf
In te stellen met de R100, zie hoofdstuk 8. Instellen
van de pomp.
De pomp kan worden ingesteld volgens constante
curve bedrijf, zoals een niet-geregelde pomp,
zie afb. 6.
Wanneer de pomp is ingesteld op constante curve
bedrijf met de R100, dan kan de instelling worden ver-
anderd met het bedieningspaneel of met de R100.
MAGNA 25-100, 32-100, 40-100(D), 50-100
Kies één van de 9 curven (81 curven met de R100)
tussen de max. en min. curven, zie afb. 5.
MAGNA 25-80, 32-80, 40-80
Kies één van de 7 curven (61 curven met de R100)
tussen de max. en min. curven, zie afb. 5.
MAGNA 25-60, 32-60, 40-60
Kies één van de 5 curven (41 curven met de R100)
tussen de max. en min. curven, zie afb. 5.
MAGNA 25-40, 32-40
Kies één van de 3 curven (21 curven met de R100)
tussen de max. en min. curven, zie afb. 5.
Min.
Afb. 5
Bedrijfscurven
7.5 Max. of min. curve bedrijf
In te stellen met het bedieningspaneel, met de R100
of via GENI module, zie hoofdstuk 8. Instellen van de
pomp.
De pomp kan op bedrijf volgens de max. of min.
pompcurve worden ingesteld, zoals een niet-gere-
gelde pomp, zie afb. 6.
Deze bedrijfswijze is mogelijk, ongeacht de regel-
methode.
Min.
Afb. 6
Max. en min. pompcurven
De max. pompcurve kan geselecteerd worden
indien een niet-geregelde pomp vereist is.
Max.
Max.
De min. pompcurve kan worden gebruikt in perio-
den waarin een minimale volumestroom nodig is.
Deze bedrijfswijze is bijvoorbeeld geschikt voor
handmatig nachtbedrijf indien automatisch nacht-
bedrijf niet gewenst is.
7.6 Temperatuurbeïnvloeding
In te stellen met de R100, zie hoofdstuk 8. Instellen
van de pomp.
Indien deze functie is geactiveerd in de regelme-
thode op basis van proportionele druk of op basis
van constante druk, wordt de gewenste waarde voor
de opvoerhoogte verlaagd, afhankelijk van de vloei-
stoftemperatuur.
Het is mogelijk om de temperatuurbeïnvloeding in te
stellen om te werken bij temperaturen lager dan
80 °C of lager dan 50 °C. Deze temperatuurlimieten
worden aangeduid met T
wordt verlaagd ten opzichte van de ingestelde
opvoerhoogte (= 100 %) volgens de onderstaande
karakteristieken.
H
actueel
T
actueel
Afb. 7
Temperatuurbeïnvloeding
In het bovenstaande voorbeeld is T
gekozen. Bij de actuele vloeistoftemperatuur T
wordt de gewenste waarde voor de opvoerhoogte
gereduceerd van 100 % tot H
Voor temperatuurbeïnvloeding is nodig:
•
Regelmethode op basis van proportionele druk of
op basis van constante druk.
•
De pomp moet in de aanvoerleiding zijn geinstal-
leerd.
•
Systeem met aanvoertemperatuurregeling.
Temperatuurbeïnvloeding is geschikt voor:
•
systemen met variabele volumestromen
(b.v. tweepijps-verwarmingssystemen), waarbij
de activering van de temperatuurbeïnvloedings-
functie zorgt voor een verdere verlaging van de
pompcapaciteit in periodes met een geringe
warmtevraag en daardoor een gereduceerde
temperatuur in de aanvoerleiding.
•
systemen met vrijwel constante volumestromen
(b.v. eenpijps-verwarmingssystemen en vloerver-
warmingssystemen), waarbij verschillen in warm-
tevraag niet kunnen worden geregistreerd als
veranderingen in de opvoerhoogte (wat wel het
geval is bij tweepijps-verwarmingssystemen).
Bij dergelijke systemen kan de pompcapaciteit
alleen worden bijgesteld door de temperatuurbe-
envloedingsfunctie te activeren.
. De gewenste waarde
max.
= 80 °C
max.
actueel
.
actueel
13