Bedienen van de tonen van
het toetsenbord
Kies uit een aantal
muziekinstrumenttonen
Uw Digitale Keyboard laat u uit tonen kiezen waardoor u de
beschikking heeft over een groot aantal
muziekinstrumenttonen, inclusief viool, fluit, orkest en nog
veel meer. Door het type instrument te veranderen krijgt
dezelfde melodietoon een heel ander gevoel.
Kiezen van een instrument om te spelen
1.
Druk op bl TONE.
Toonnummer
S t a
2.
Gebruik de ct cijfertoetsen en de dk [–] en [+]
toetsen om het gewenste toonnummer te
selecteren.
• Gebruik de cijfertoetsen om het toonnummer in te
voeren. Voer drie cijfers voor het toonnummer in.
Voorbeeld: Om 001 te selecteren, voert u 03 03 1
in.
• Om naar de bovenste toon van een categorie te
springen, controleert u eerst of er een toonnaam op
het display wordt aangegeven. Houd vervolgens
bo CATEGORY ingedrukt en gebruik tegelijkertijd de
dk [–] en [+] toetsen om de gewenste categorie te
selecteren.
• Zie de afzonderlijke "Appendix" voor een volledige lijst van
beschikbare tonen.
• Het Digitale Keyboard heeft een aantal "DSP-tonen". Dit
zijn tonen met speciale effecten. Er wordt naast DSP TONE
een indicator op het display getoond wanneer er een DSP-
toon is geselecteerd.
• Wanneer één van de drumsets wordt geselecteerd, wordt
aan elke klaviertoets een andere percussieklank
toegewezen.
3.
Probeer iets op het toetsenbord te spelen.
U hoort de toon van het instrument dat u heeft
geselecteerd.
NL-10
Toonnaam
e P n o
g
Spelen met een pianotoon of een orgeltoon
Druk enkele malen op bk PIANO/ORGAN om heen en weer
te schakelen tussen de piano- en de orgelmodus. Telkens
wanneer op bk PIANO/ORGAN wordt gedrukt, wordt heen
en weer geschakeld tussen een pianotoon (toonnummer 001)
en een orgeltoon (toonnummer 079).
Behalve het toonnummer kunt u ook de instellingen
configureren.
Voorbeeld:
Ritmenummer: "176" (Wanneer een pianotoon is
geselecteerd)
"098" (Wanneer een orgeltoon is
geselecteerd)
Lagen en splitsingen aanbrengen
in tonen
U kunt het toetsenbord zodanig configureren dat het twee
verschillende tonen tegelijkertijd speelt (lagenfunctie) of twee
verschillende tonen speelt op het linker en het rechter bereik
(splitsfunctie). U kunt de lagen- en de splitsfunctie in
combinatie gebruiken en op die manier drie verschillende
tonen tegelijkertijd spelen.
Bij het spelen van een afzonderlijke toon op het toetsenbord
wordt enkel het UPPER 1 gedeelte gebruikt. Wanneer twee
tonen worden gelaagd, worden het UPPER 1 gedeelte en het
UPPER 2 gedeelte gebruikt. Bij het splitsen van het
toetsenbord in twee tonen speelt het lage bereik van het
toetsenbord het LOWER gedeelte.
• Eén toon over het gehele toetsenbord (pagina NL-10)
Deze configuratie gebruikt enkel het UPPER 1 gedeelte
(Lagenfunctie: Uit, Splitsfunctie: Uit).
• Twee gelaagde tonen over het gehele toetsenbord
(pagina NL-11)
Deze configuratie gebruikt het UPPER 1 gedeelte en het
UPPER 2 gedeelte (Lagenfunctie: Aan, Splitsfunctie: Uit).
UPPER 1
UPPER 1
UPPER 2