Samenvatting van Inhoud voor Amazone GreenDrill GD200-E
Pagina 1
Bedieningshandleiding Tussengewas-zaaimachine GreenDrill GD200-E / GD200-H GreenDrill GD500-H / GD500-D Lees en schenk aandacht aan deze bedieningshandleiding voor u de machine in bedrijf stelt. MG4169 Bewaren voor verder gebruik. BAH0054-9 11.17...
Pagina 3
+ 49 (0) 5405 50 1-0 E-mail: amazone@amazone.de Bestellen van onderdelen Onderdelenlijsten zijn te vinden in het onderdeelportaal onder www.amazone.de. Wij verzoeken u uw orders bij uw AMAZONE-dealers te plaatsen. Gegevens over de bedieningshandleiding Type: ---------------------------------- GreenDrill Documentnummer: --------------- MG4169 Productiedatum: ------------------- 11.17 ...
Gebruikersadvies Gebruikersadvies Het hoofdstuk Tips voor de gebruiker bevat informatie over het omgaan met de bedieningshandleiding. Deze bedieningshandleiding geldt voor alle uitvoeringen van de machine. Afbeeldingen zijn bedoeld ter oriëntatie en moeten worden gezien als principeweergaves. Beschreven zijn alle uitrustingen zonder deze als speciale uitrusting te markeren. Zo kunnen uitrustingen zijn beschreven, die uw machine mogelijkerwijze niet heeft of die slechts binnen bepaalde markten leverbaar zijn.
Gebruikersadvies Gebruikte beschrijvingen Bedieningsinstructies en reacties De handelingen die de chauffeur dient uit te voeren, worden altijd genummerd weergegeven. Houd u aan de volgorde van de aangegeven bedieningsinstructies. Een pijl geeft in voorkomende gevallen de reactie op de betreffende bedieningsinstructie aan. Voorbeeld: Bedieningsinstructie 1 ...
Algemene veiligheidsaanwijzingen Algemene veiligheidsaanwijzingen Dit hoofdstuk bevat aanvullende aanwijzingen bij de veiligheidsaanwijzingen in de handleiding voor een veilig gebruik van de machine. Verplichtingen en aansprakelijkheid Instructies in de bedieningshandleiding opvolgen Kennis van de basisveiligheidsinstructies en veiligheidsvoorschriften is de eerste voorwaarde om veilig en zonder storingen met de machine te kunnen werken.
Pagina 11
Algemene veiligheidsaanwijzingen Gevaren bij het werken met de machine De machine is gebouwd volgens de allernieuwste techniek en de erkende veiligheidstechnische regels. Toch kunnen er zich bij het gebruik van de machine gevaren en beschadigingen voordoen voor het leven van de bestuurder of derden; ...
Algemene veiligheidsaanwijzingen Weergave van veiligheidssymbolen Veiligheidsinstructies worden aangegeven met een driehoekig veiligheidssymbool en een signaalwoord. Het signaalwoord (GEVAAR, WAARSCHUWING, VOORZICHTIG) geeft de ernst van het dreigende gevaar aan en heeft de volgende betekenis: GEVAAR verwijst naar een direct gevaar met een hoog risico dat de dood of zwaar lichamelijk letsel (verlies van lichaamsdelen of langdurig letsel) ten gevolge kan hebben als het gevaar niet wordt vermeden.
Algemene veiligheidsaanwijzingen Organisatorische maatregelen De eigenaar moet aan de uitvoerende personen beschermende bekleding aanbieden, zoals: veiligheidsbril, veiligheidsschoenen, beschermende kleding, beschermingsmiddelen voor de huid, etc. De bedieningshandleiding altijd daar bewaren waar de machine wordt gebruikt! moet te allen tijde voor gebruikers en onderhoudsmedewerkers beschikbaar zijn.
Algemene veiligheidsaanwijzingen Scholing van de personen Alleen geschoolde en geïnstrueerde personen mogen met/aan de machine werken. De eigenaar dient de bevoegdheden voor het bedienen en onderhouden duidelijk vastleggen. Personen die nog moeten worden opgeleid, mogen alleen onder toezicht van een ervaren persoon met/aan de machine werken.
Algemene veiligheidsaanwijzingen Veiligheidsmaatregelen voor normaal gebruik Gebruik de machine alleen als alle veiligheids- en beschermingsvoorzieningen volledig functioneren. Controleer de machine tenminste een keer per dag op waarneembare schade en het correct functio- neren van de veiligheids- en beschermingsvoorzieningen. Gevaren door resterende energie Houd rekening met mechanische, hydraulische, pneumatische en elektrische/elektronische resterende energie in de machine.
Algemene veiligheidsaanwijzingen 2.10 Bouwkundige veranderingen Zonder toestemming van AMAZONEN-WERKE zijn modificaties, aan- of ombouw aan de machine niet toegestaan. Dit geldt ook voor laswerkzaamheden aan dragende delen. Voor alle aan- of ombouwwerkzaamheden is schriftelijke toestemming van AMAZONEN-WERKE noodzakelijk. Gebruik uitsluitend de door AMAZONEN-WERKE goedgekeurde ombouwdelen en speciale uitrustingsdelen, zodat bijvoorbeeld de goedkeuring volgens nationale en internationale voorschriften van kracht blijft.
Algemene veiligheidsaanwijzingen 2.13 Waarschuwingsborden en andere tekens op de machine Houd alle waarschuwingsborden op de machine altijd schoon en goed leesbaar. Vervang onleesbare waarschuwingsborden. Bestel de waarschuwingsborden aan de hand van het bestelnummer (bv. MD 075) bij uw dealer. Waarschuwingsbord - opbouw Waarschuwingsborden geven gevaarlijke plaatsen op de machine aan en waarschuwen voor restgevaren.
Pagina 18
Algemene veiligheidsaanwijzingen Bestelnummer en verklaring Waarschuwingsborden MD 076 Gevaar voor naar binnen trekken of ingesloten raken van handen of armen, als gevolg van bewegende delen van de krachtoverbrenging. Dit gevaar kan zeer ernstig letsel met verlies van lichaamsdelen tot gevolg hebben. Open of verwijder nooit de beschermingsvoorzieningen ...
Pagina 19
Algemene veiligheidsaanwijzingen MD 082 Gevaar voor vallen als gevolg van het meerijden op treeplanken of platforms. Veroorzaakt zwaar lichamelijk letsel aan het gehele lichaam met mogelijk dodelijke afloop. Het is verboden om personen mee te laten rijden op de machine of op rijdende machines te laten stappen.
Algemene veiligheidsaanwijzingen MD 102 Gevaar door onbedoeld starten en wegrollen van tractor en machine bij werkzaamheden aan de machine, zoals monteren, instellen, oplossen van storingen, reinigen, onderhoud en reparaties. Dit gevaar kan zeer ernstige verwondingen met de dood tot gevolg veroorzaken. ...
Algemene veiligheidsaanwijzingen 2.14 Veiligheidsinstructies voor de gebruiker De bedieningsterminal uitschakelen voor transportritten, vóór het uitvoeren van instel-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden. Gevaar voor ongevallen door onbedoeld in beweging zetten van de doseerunit of andere machinecomponenten. 2.14.1 Algemene veiligheidsinstructies en voorschriften ter voorkoming van ongevallen ...
Pagina 22
Algemene veiligheidsaanwijzingen Werken met de machine Maak uzelf voordat u met de werkzaamheden begint vertrouwd met de uitrusting en bedieningselementen van de machine en hun functies. Tijdens het werk is het daarvoor te laat. Draag nauw sluitende kleding. Losse kleding verhoogt het risico op vastgrijpen of opwikkelen door aandrijfassen.
Laat tenminste een keer per jaar door een deskundige controleren of de hydraulische slangen nog in goede staat zijn. Vervang beschadigde en verouderde hydraulische slangen. Gebruik alleen originele AMAZONE hydraulische slangen. Gebruik hydraulische slangen niet langer dan 6 jaar. Dat is inclusief een eventuele opslagtijd van maximaal 2 jaar.
Algemene veiligheidsaanwijzingen 2.14.3 Elektrisch systeem Bij werkzaamheden aan het elektrische systeem dient u altijd de accu (minpool) los te koppelen. Gebruik uitsluitend de voorgeschreven zekeringen. Het gebruik van te zware zekeringen veroorzaakt onherstelbare schade aan het elektrische systeem – brandgevaar. ...
Maak voordat u elektrisch gaat lassen aan tractor en aangebouwde machines eerst de kabel van de dynamo en accu van de tractor los. Onderdelen moeten minimaal voldoen aan de door AMAZONEN-WERKE vastgestelde technische eisen. Originele AMAZONE-onderdelen voldoen aan deze eisen. GreenDrill BAH0054-9 11.17...
D9 6000-TC Andere toepassingen dan hierboven genoemd, in het bijzonder de opbouw van de GreenDrill op machines van andere leveranciers en op hier niet genoemde AMAZONE-machines, is niet conform de bedoeling. Niet conform de bedoeling is ook de montage van de GreenDrill gebruik makend van montagedelen, die niet voor de betreffende machine zijn bedoeld.
Productbeschrijving Technische gegevens GreenDrill GreenDrill GreenDrill GreenDrill Tussengewas-zaaimachine GD200-E GD200-H GD500-H GD500-D Zaaigoedtankvolume [l] Verdeelopeningen [stuks] Door de Turbineaandrijving Elektrisch Hydraulisch Hydraulisch draagmachine Dosering Dosering met elektrische doseermotor Alleen mogelijk met GreenDril-bedieningsterminal 5.2. Nodig is Automatische de aansluiting van de doseermotor op de 7-polige zaaihoeveelheidregeling bij signaalstekkerdoos van de tractor of op het radar- of GPS- snelheidsverandering...
Daarvoor kan de montage van traptreden nodig zijn. Gevaar voor personen moet door de aanbouw van de GreenDrill aan de draagmachine in alle situaties zijn uitgesloten. AMAZONE is niet aansprakelijk voor schade door verkeerde montage of ondeskundige bediening van de GreenDrill. De fabrieksplaat bevat...
Opbouw en werking Opbouw en werking De GreenDrill wordt gebruikt voor het zaaien van tussengewassen en het nazaaien van gras. Het door de zaaiwielen gedoseerde zaaigoed wordt in de zaaigoedslangen (1) getransporteerd. Een elektrisch of hydraulisch aangedreven turbine (2) genereert de luchtstroom voor het transport van het zaaigoed.
Opbouw en werking Dosering 4.1.1 Zaaias met zaaiwielen De keuze van de zaaiwielen is afhankelijk van het zaaigoed. Het juiste zaaiwiel voor het dose- ren van uw zaaigoed vindt u in de zaaitabellen in de bijlage. Elk zaaiwiel bestaat uit meerdere kleine een- heden.
Opbouw en werking 4.1.1.2 Zaaias met fijnzaaiwielen fb-f-fb-fb De zaaias (1) met 8 fijnzaaiwielen fb-f-fb-fb wordt toegepast bij zaaigoed met kleine korrel met kleine afgifte, bijv. mosterd en boekweit. Het fijnzaaiwiel fb-f-fb-fb bestaat uit 1 fijnzaaiwiel f ...
Opbouw en werking 4.1.1.3 Zaaias met zaaiwielen Flex 20 De zaaias met 8 zaaiwielen Flex 20 wordt gebruikt bij zaaigoed Erwten Bonen. 4.1.1.4 Zaaias met zaaiwielen Flex 40 De zaaias met 8 zaaiwielen Flex 40 wordt gebruikt bij zaaigoed ...
Opbouw en werking 4.1.2 Zaaiastoerental Bedieningsterminal 3.2 Een elektromotor drijft de zaaias aan. De bij het kalibreren gekozen werksnelheid moet altijd worden aangehouden, want het bij het kalibreren bepaalde toerental van de zaaias verandert niet. Bedieningsterminal 5.2 Een elektromotor drijft de zaaias aan. Wanneer de bedieningsterminal op de 7-polige tractorsignaalcontactdoos met snelheidssensor is aangesloten of de machine met een radarapparaat of GPS-apparaat is uitgerust, wordt het toerental van de zaaias automatisch op de werksnelheid aangepast.
Opbouw en werking 4.1.4 Kalibratie Bij het kalibreren en voor het legen van de zaaigoedtank valt het zaaigoed via de glijgoot (1) in de opvangzak (2). De kalibratie altijd uitvoeren bij het eerste gebruik; bij het wisselen van soorten; ...
Opbouw en werking Turbine De turbine genereert een luchtstroom, die het te doseren product naar de botsplaten transporteert. Met een toenemend turbinetoerental wordt de luchtstroom krachtiger. Voor een optimale verdeling van het zaaigoed is een krachtige luchtstroom nodig. Een te sterke luchtstroom kan het zaaigoed op de botsplaten beschadigen.
Opbouw en werking 4.3.2 Hydraulisch aangedreven turbine Wanneer uw machine met de hydraulische turbineaandrijving is uitgerust, geeft de bedieningsterminal aan, of de turbine in- of uitgeschakeld is. Bij ingeschakelde turbine brandt de rode controlelamp boven de toets . De toets heeft geen functie bij hydraulische turbineaandrijving.
Opbouw en werking Een meetstrook met schaalverdeling toont de behuizingstemperatuur [°C] van de hydromotor. Met een toenemende temperatuur (van 71 °C tot 110 °C) verkleurt de schaalverdeling naar zwart. 4.3.3 GreenDrill GD500-D zonder turbineaandrijving De GreenDrill GD500-D heeft geen turbine. De luchtstroom voor de GreenDrill GD500-D wordt door de turbine van de dragermachine gegenereerd.
Instellingen voor inbedrijfname Instellingen voor inbedrijfname GEVAAR Gevaar voor bekneld raken, schuren, snijden, afsnijden, vastgrijpen, opwikkelen, naar binnen trekken, vastgrijpen en stoten door onbedoeld zakken van de door de 3-puntshydraulica van de tractor opgeheven machine. onbedoeld zakken van opgeheven, onbeveiligde onderdelen van de machine.
Instellingen voor inbedrijfname WAARSCHUWING Volg tijdens het werk van de machine de veiligheidsaanwijzingen in deze handleiding in de handleiding van de draagmachine. VOORZICHTIG Bij een draaiende turbine nooit de zaaigoedtankdeksel en de deksel van de doseerunit openen. Zaaigoed ontsnapt dan ongecontroleerd.
Instellingen voor inbedrijfname 3.1 De ladder aan de greep vasthouden en aan de hendel (1) trekken. Een grendel (2), die de mechanische transportvergrendeling van de ladder is, wordt daardoor losgemaakt. 3.2 De ladder uitklappen. 5.1.2 Ladder inklappan 1. De ladder (1) inklappen. Let erop, dat de ladder in de mechanische transportvergrendeling borgt.
Instellingen voor inbedrijfname Roerasaandrijving uitschakelen 1. De bedieningsterminal uitschakelen. De roeras (1) moet bij zaaigoed meedraaien, dat neigt naar brugvorming dat zeer licht is, bv. gras. 2. De afdekkap (1) verwijderen. 2.1 2 zeskantmoeren (2) met de steeksleutel (3) losdraaien en verwijderen.
Instellingen voor inbedrijfname Zaaias vervangen 1. De bedieningsterminal uitschakelen. 2. De zaaigoedtank leegmaken. 3. De afdekkap (1) verwijderen. 3.1 2 zeskantmoeren (2) met de steeksleutel (3) losdraaien en verwijderen. 4. Verwijder de ronde riem (1). 5. Draai de kartelmoeren (2) los. 6.
Instellingen voor inbedrijfname Zaad met Flex-zaaiwielen Voor voorzichtig te behandelen zaad van groot zaaigoed, zoals bijv. erwten en veldbonen, worden de elastische Flex-zaaiwielen gebruik (zie hoofdstuk Zaaitabellen, pagina 107). Om te zorgen dat de Flex-zaaiwielen niet beschadigd raken, moet de luchtplaat (1) worden verwijderd.
Instellingen voor inbedrijfname De machine voorbereiden voor kalibreren of voor leegmaken van de zaaigoedtank 1. De stergreep (1) losmaken en de afdraaiplaat (2) verwijderen. 2. De stergreep (1) losmaken, de goot (2) omhoog schuiven en weer bevestigen. 3. De opvangzak (3) op de glijgoot bevestigen voor het opvangen van het zaaigoed.
Instellingen voor inbedrijfname Hydraulisch aangedreven turbine Voordat u het turbinetoerental instelt, controleert u de programma-instellingen, zie hoofdstuk 7.20.2, pagina 100 hoofdstuk 7.20.8, pagina 103 hoofdstuk 7.20.9, pagina 103 5.7.1 Aansluiting van de hydraulische slangleidingen op de tractor De GreenDrill heeft een hydraulische stuurblok met regelventiel (1).
Instellingen voor inbedrijfname Sluit de hydraulische slangleidingen als volgt op de tractorhydraulica aan: Drukleiding Aansluiting met markering op enkelwerkende tractorregeleenheid met voorrang. P (rood) Retourleiding Aansluiting met markering op een drukloze tractoraansluiting met directe toegang tot het reservoir T (geel) met hydraulische olie.
Instellingen voor inbedrijfname 5.7.3 Turbinetoerental instellen bij tractoren zonder stroomregelklep Het regelventiel (1) van het hydraulische stuurblok voor het bedienen van de tractorregeleenheid sluiten om schade door te snel draaien van de turbine te voorkomen. 1. Het regelventiel (1) van de GreenDrill sluiten.
GreenDrill-bedieningsterminal 3.2 GreenDrill-bedieningsterminal 3.2 (1) GreenDrill-bedieningsterminal 3.2 (2) Houder voor bedieningsterminal (3) Stroomkabel voor 3-polige tractorcontactdoos (12 V). (1) Stekker (3-polig) voor stroomvoorziening (2) Signaalstekker (6-polig) voor machinekabel De machinekabel verbindt de bedieningsterminal met de GreenDrill. (3) Zekering 30 A Bescherm de stekker van de machinekabel tegen vocht wanneer deze niet wordt gebruikt.
GreenDrill-bedieningsterminal 3.2 Bedieningselementen (1) Display (6) Zaaias in-/uitschakelen (2) On/Off-toets (7) De controlelamp brandt bij draaiende zaaias (3) De controlelamp brandt bij ingeschakelde bedieningsterminal (8) Zaaiastoerental verhogen (4) Elektrische turbine-aandrijving (9) Zaaiastoerental verlagen in- en uitschakelen De toets heeft geen functie bij hydraulische turbine-aandrijving (5) De controlelamp brandt bij ingeschakelde turbine.
GreenDrill-bedieningsterminal 3.2 Inbedrijfstelling bedieningsterminal 3.2 6.2.1 Bedieningsterminal inschakelen 1. Houd personen op minimaal 10 meter afstand van de machine. 2. Druk op toets de controlelamp boven de toets brandt de bedieningsterminal is ingeschakeld het 2-regelig display toont ...
GreenDrill-bedieningsterminal 3.2 Zaaiastoerental bepalen Voor het zaaien van de gewenste zaaigoedhoeveelheid neemt u het benodigde zaaiastoerental [%] uit de zaaitabellen (vanaf pagina 107). Voorbeeld: Zaaigoed: ........... koolzaad Gewenste afgifte: 20,2 [kg/ha'] = 1,62 [kg/min] Rijsnelheid ..........12,0 [km/h] Werkbreedte ..........4,0 [m] Zaaias met zaaiwielen: .......
GreenDrill-bedieningsterminal 3.2 Kalibratie Schakel de turbinemotor en de zaaiasmotor uit. De turbine kan niet worden ingeschakeld bij het kalibreren. 1. Breng de machine in gereedheid voor het kalibreren (zie hoofdstuk 5.6, pagina 46). 2. Controleer, of de juiste zaaiwielen zijn gemonteerd. 3.
GreenDrill-bedieningsterminal 3.2 Turbinetoerental instellen (elektrische turbineaandrijving) 1. Toets 2 seconden indrukken. Het display toont knipperend het actuele turbinetoerental. 2. Met de toetsen het gewenste turbinetoerental invoeren (bijv. 60%). 3. Met de toets of de toets de invoer opslaan. Het display toont het actuele zaaiastoerental. Het turbinetoerental van de elektrische aangedreven turbine kan ook tijdens het werken, zoals boven beschreven, worden ingesteld.
GreenDrill-bedieningsterminal 3.2 Aanvang van de werkzaamheden aan het begin van het veld Schakel de turbine tijdens de werkzaamheden niet uit. Vóór het begin van de werkzaamheden 1. De zaaigoedtankdeksel sluiten. 2. Controleer of de botsplaten dezelfde afstanden hebben. 3. Controleer of de zaaigoedtransportslangen over de gehele lengte omlaag hangen. Aanvang van de werkzaamheden 1.
GreenDrill-bedieningsterminal 3.2 Keren op wendakker 1. Druk op toets de groene controlelamp boven de toets gaat uit de zaaias blijft staan de turbine draait verder. 2. De draagmachine optillen en keren en weer in werkstand zetten. 3. Starten en toets indrukken.
GreenDrill-bedieningsterminal 3.2 6.10 Storingen GEVAAR Voor oplossen van een storing het hoofdstuk "Storingen" in de handleiding van de draagmachine lezen en aanhouden, de combinatie op een stevige vlakke ondergrond plaatsen, zaaias en turbine van de GreenDrill uitschakelen, ...
Pagina 59
GreenDrill-bedieningsterminal 3.2 Bij een systeemstoring toont de bedieningsterminal een storingsmelding in gecodeerde vorm (zie tabel, hieronder) klinkt een akoestisch signaal. Storings- Oorzaak Storingen oplossen melding Aantal verbruikers minimaliseren Bedrijfsspanning is te laag Accu en bekabeling controleren Dynamo controleren Bedrijfsspanning is te hoog Dynamo controleren Interne stuurspanning is te laag...
GreenDrill-bedieningsterminal 3.2 6.11 Montage en aansluiting - bedieningsterminal 3.2 6.11.1 Montage van de bedieningsterminal 3.2 1. Bevestig de steun (1) met 2 bouten in de tractorcabine. 2. De steun kan worden gebogen om het display optimaal te kunnen aflezen. 3. Steek de bedieningsterminal op de steun in de tractorcabine.
GreenDrill-bedieningsterminal 3.2 6.11.3 Stroomvoorziening 6.11.4 Tractor met normcontactdoos (3-polig) Sluit de stroomkabel (1) op de bedieningsterminal en op de 3-polige normcontactdoos in de tractorcabine aan. Sluit de 12 V-voeding nooit aan op de contactdoos van de sigarettenaansteker. 6.11.5 Tractor zonder normcontactdoos (3-polig) Wanneer de tractor geen 3-polige normcontactdoos heeft, moet uw tractor in een vakwerkplaats van de accuaansluitkabel worden voorzien.
GreenDrill-bedieningsterminal 3.2 6.12 Programmering door uw AMAZONE-servicepartner In dit hoofdstuk wordt de programmering van de machineconfiguratie in de bedieningsterminal 3.2 getoond. Laat de programmering door uw AMAZONE-servicepartner uitvoeren. Voor elke instelling, eerst de zaaiasmotor en dan de turbinemotor uitschakelen. 6.12.1...
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 (1) GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 (2) Houder voor bedieningsterminal (3) Stroomkabel voor 3-polige tractorcontactdoos (12 V) (1) Contactdoos (3-polig) voor stroomvoorziening (2) Signaalcontactdoos (6-polig) voor machinekabel De machinekabel verbindt de bedieningsterminal met de GreenDrill. (3) Zekering 30 A (4) Signaalcontactdoos (12-polig) voor aansluiting ...
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Bedieningselementen (1) Grafisch display (6) Zaaias in-/uitschakelen (2) On/Off-toets (7) De controlelamp brandt bij draaiende zaaias (3) De controlelamp brandt bij ingeschakelde bedieningsterminal (8) Zaaiastoerental verhogen (4) Elektrische turbine-aandrijving (9) Zaaiastoerental verlagen in- en uitschakelen. (10) Cursortoets Bij hydraulische turbine-aandrijving (beweging in menu naar boven) heeft de toets geen functie.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Inbedrijfstelling bedieningsterminal 5.2 7.2.1 Bedieningsterminal inschakelen 1. Houd personen op minimaal 10 meter afstand van de machine. 2. Druk op toets de controlelamp boven de toets brandt. de bedieningsterminal is ingeschakeld. in het display verschijnt het type terminal en de softwareversie.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Hoofdmenu 7.3.1 Tijdens het werken - aanwijzing zonder snelheidssensor Regel 1 toont in het hoofdmenu het bij de kalibratie ingestelde zaaiastoerental [%]. Regel 2 toont in het hoofdmenu de bij de kalibratie ingestelde rijsnelheid [km/h]. Het zaaiastoerental wordt niet aan de variërende rijsnelheid aangepast.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 7.3.3 Tijdens het werk - afgifte veranderen In het hoofdmenu kan het zaaiastoerental en daarmee de afgifte tijdens het werken in stappen van 1% worden veranderd. De afgifte wordt verhoogd door indrukken van de toets verlaagd door indrukken van de toets 7.3.4 Voordosering Wanneer de zaaias voor aanvang van de veldrit of bij stilstand op het veld moet draaien, druk dan de...
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Submenu's Met de toetsen kunnen, vanuit het hoofdmenu, de volgende submenu's worden opgeroepen: 1. Taal 2. Bedrijfsspanning 3. Hectaremeter 4. Bedrijfsurenteller 5. Zaaigoedtank leegmaken 6. Kalibratie (kg/ha of korrels/m 7. Kalibratie (impulsen/100 m) 8. Turbinetoerental instellen. Wanneer geen toets wordt bediend, schakelt de aanwijzing na circa 60 seconden om naar het hoofdmenu.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Kalibratie [kg/ha en korrels/m De kalibratie van het zaaigoed kan op elk moment door bedienen van de toets of de toets worden afgebroken. De turbine kan tijdens de kalibratie niet worden ingeschakeld. 1. Breng de machine in gereedheid voor de kalibratie (zie hoofdstuk 5.6, pagina 46). 2.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 7.6.1 Kalibratie [kg/ha] 1. Alle instellingen in hoofdstuk 7.6, pagina 69 uitvoeren. 2. Met de toetsen de weergave kiezen. 3. Bevestig de keuze met de toets 4. Met de toetsen de gewenste afgifte invoeren (bijv. 103,5 kg/ha). 5. Bevestig de invoer met de toets 6.
Pagina 71
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 10. Met de toetsen de weergave kiezen. 11. Bevestig de keuze met de toets De kalibratie start. De zaaias begint te draaien (zonder turbine). De zaaias stopt automatisch na de ingestelde tijd. De kalibratietoets (indien aanwezig) tijdens de kalibratie ingedrukt houden.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 7.6.2 Kalibratie [korrels/m 1. Alle instellingen in hoofdstuk 7.6, pagina 69 uitvoeren. 2. Met de toetsen de weergave kiezen. 3. Bevestig de keuze met de toets 4. Met de toetsen de gewenste afgifte invoeren (bijv. 100 korrels/m 5. Bevestig de invoer met de toets 6.
Pagina 73
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 14. Met de toetsen de weergave kiezen. 15. Bevestig de keuze met de toets 1)2) 16. Met de toetsen de gewenste periode van de kalibratie invoeren (bijv. 0,5 min). 17. Bevestig de invoer met de toets 0,5 minuten afdraaien voor zaaigoed, bijv.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 20. Het opgevangen zaaigoed wegen. 21. Met de toetsen de weergave kiezen. 22. Bevestig de keuze met de toets 23. Met de toetsen het gewicht [kg] van het opgevangen zaaigoed in de bedieningsterminal invoeren (bijv. 3,25 kg). 24. Bevestig de invoer met de toets ...
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Kalibratie (impulsen/100 m) De kalibratiewaarde "impulsen/100 m" is nodig voor de berekening van de rijsnelheid [km/h]; van het bewerkte oppervlak [ha] (hectareteller), het zaaiastoerental. Bereken de kalibratiewaarde "Impulsen/100 m" aan de hand van een kalibratierit als de kalibratie- waarde onbekend is.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 7.7.1 Kalibratie door rijden van een meettraject 1. Een meettraject van exact 100 m op het veld afmeten. Begin- en eindpunt van het meettraject markeren. 2. De tractor in startpositie en de draagmachine in de werkstand brengen. 3. Met de toetsen de weergave kiezen.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 7.7.2 Kalibratie door vergelijking snelheidsmeter 1. Met de toetsen de weergave kiezen. 2. Bevestig de keuze met de toets 3. Met de toetsen de weergave kiezen. 4. Bevestig de aanwijzing met de toets 5. Maak met de tractor de kalibratierit. Vergelijk tijdens het rijden de weergegeven snelheid op het display en die op de snelheidsmeter van de tractor.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 7.7.4 Fabrieksinstelling van de kalibratiewaarde herstellen (reset) 1. Met de toetsen de weergave kiezen. 2. Bevestig de keuze met de toets 3. Met de toetsen de weergave kiezen. 4. De aanwijzing met de toets bevestigen. de fabrieksinstelling van de kalibratiewaarde is hersteld. Weergave na afgeronde reset Wanneer geen toets wordt bediend, schakelt de aanwijzing na circa 5 seconden om naar het hoofdmenu.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Hectaremeter De oppervlakteberekening volgt uit de werkelijke waarden van de rijsnelheid. Nodig is de aansluiting van de bedieningsterminal op de 7-polige tractorsignaalcontactdoos (zie hoofdstuk 7.18.4.1, pagina 93) of op het radarapparaat (zie hoofdstuk 7.18.4.3, pagina 95) of ...
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 7.10 Turbinetoerental instellen (elektrische turbineaandrijving) 1. Met de toetsen de weergave kiezen. 2. Bevestig de keuze met de toets 3. Met de toetsen de weergave kiezen. 4. Bevestig de keuze met de toets 5. Met de toetsen het gewenste turbinetoerental invoeren (bijv.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 7.13 Aanvang van de werkzaamheden aan het begin van het veld Schakel de turbine tijdens de werkzaamheden niet uit. Vóór het begin van de werkzaamheden 1. De zaaigoedtankdeksel sluiten. 2. Controleer of de botsplaten dezelfde afstanden hebben. 3. Controleer of de zaaigoedtransportslangen over de gehele lengte omlaag hangen. Aanvang van de werkzaamheden 1.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 7.14 Keren op wendakker Keren met standsignaal (werk-/transportstand) De keerprocedure verloopt automatisch, wanneer de machine de volgende signalen ontvangt: Machine bevindt zich in de werkstand Machine staat in de transportstand. Daarvoor moet de machine op de tractorcontactdoos (7-polig) zijn aangesloten of ...
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 7.15 Vulstandcontrole Een leegmeldsensor (1) bewaakt het zaaigoedniveau in de zaaigoedtank. Wanneer het zaaigoedniveau de leegmeldsensor bereikt, klinkt een akoestisch signaal. Tegelijkertijd toont de bedieningsterminal een waarschuwingsmelding. Deze waarschuwing herinnert de tractorbestuurder eraan om tijdig zaaigoed bij te vullen. De hoogte van de leegmeldsensor kan worden ingesteld bij een lege zaadbak.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 7.16 Zaaigoedtank leegmaken De zaaigoedtank kan via de menubediening of met de kalibratietoets leeg worden gemaakt. 7.16.1 De zaaigoedtank via de menubediening leegmaken 1. De machine voorbereiden voor het legen van de zaaigoedtank (zie hoofdstuk 5.6, pagina46). 2. Met de toetsen de weergave kiezen.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 7.17 Storingsmeldingen Storingsmelding Beschrijving Oplossing Stuurspanning is te laag Neem contact op met de servicepartner Bedrijfsspanning Verbruiker minimaliseren (minimaal 10 Volt) Accu controleren onderschreden, Controleer de dynamo zie hoofdstuk "7.12", pagina 80 Controleer de bekabeling Bedrijfsspanning ...
Pagina 86
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Storingsmelding Beschrijving Oplossing De afgelegde weg is te klein Kalibratie herhalen, bij kalibreren (zie hoofdstuk "7.7", pagina 75) "impulsen/100 m" Zaaiastoerental te laag. Zaaiwielen met kleiner volume Weergave zaaias met minder zaaiwielen bij kalibreren van het zaaigoed toepassen Zaaiastoerental te hoog Zaaiwielen met groter volume Weergave...
Pagina 87
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Storingsmelding Beschrijving Oplossing De zaaias draait niet Bedieningsterminal uitschakelen. Controleer of vreemde objecten het draaien van de zaaias of de roeras verhinderen. Bedieningsterminal uitschakelen. De zaaiasmotor Neem contact op met de is aangesloten servicepartner. is niet overbelast ...
Pagina 88
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Storingsmelding Beschrijving Oplossing Turbine draait niet Bedieningsterminal uitschakelen. Controleer, of vreemde objecten het draaien van de turbine verhinderen of de afdraaiplaat verkeerd is gemonteerd (zie hoofdstuk 5.6, pagina Bedieningsterminal uitschakelen. Turbinemotor met elektrische aandrijving Neem contact op met de ...
Pagina 89
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Storing Mogelijk oplossing van de storing Hefsignaal veranderen Zaaias draait (zie hoofdstuk 0, pagina 102) in de transportstand Zaaias inschakelen en opstarten Zaaias draait niet in werkstand Snelheidssignaal controleren Hefsignaal veranderen (zie hoofdstuk "Invoer van de signaalbron werkstandsensor", pagina 102) ...
Pagina 90
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Constante of tussentijdse Het snelheidssignaal wordt niet herkend snelheidsindicatie 0,0 km/h Het signaal in hoofdstuk 7.20.4 op NEE instellen, wanneer in de hoofdstukken Hoofdstuk 7.20.4, hoofdstuk 7.20.5, hoofdstuk 7.20.6, hoofdstuk 0 en hoofdstuk 0 100) alle instellingen op AUTO staan. vanaf pagina De afgifte (kg/ha of korrel/m Zaaigoed kalibreren...
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 7.18 Montage en aansluiting bedieningsterminal 5.2 7.18.1 Montage van de bedieningsterminal 5.2 Bevestig de steun (1) met 2 bouten in de tractorcabine. De steun kan worden gebogen om het display optimaal te kunnen aflezen. Steek de bedieningsterminal op de steun in de tractorcabine.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 7.18.3 Aansluiting stroomkabel 7.18.3.1 Tractor met normcontactdoos (3-polig) Sluit de stroomkabel (1) op de bedienings- terminal en op de 3-polige normcontactdoos in de tractorcabine aan. Sluit de 12 V-voeding nooit aan op de contactdoos van de sigaretten- aansteker. 7.18.3.2 Tractor zonder normcontactdoos (3-polig) Wanneer de tractor geen 3-polige normcontactdoos heeft, moet uw tractor in een vakwerkplaats van de accuaansluitkabel worden voorzien.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 7.18.4 Signaalbronnen De bedieningsterminal toont de rijsnelheid [km/h] en past het toerental van de zaaias aan op de wisselende rijsnelheid. De zaaihoeveelheid [kg/ha] blijft ook bij wisselende rijsnelheden onveranderd. Bij een correcte instelling worden snelheidsverschillen van 50% naar boven of naar beneden aangepast.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 7.18.4.2 Werkstandsensor De werkstandsensor (1) is nodig, wanneer de tractor een 7-polige signaalcontactdoos heeft, die geen signaal "Stand werk" levert [zie hoofdstuk "Tractorsignaalcontactdoos (7-polig)", pagina 93]. De werkstandsensor (1) kan op de driepunts- ophanging of aan het draaibare onderstel van de draagmachine worden bevestigen.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 7.18.4.3 Rijsnelheid met het radarapparaat meten Wanneer de tractor geen 7-polige signaalcontactdoos heeft, heeft de bedieningsterminal 5.2 nodig een werkstandsensor (zie hoofdstuk "Werkstandsensor", pagina 94) en een radarapparaat of een GPS-apparaat (zie hoofdstuk "Rijsnelheid met het GPS-apparaat meten", pagina 96).
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 7.18.4.4 Rijsnelheid met het GPS-apparaat meten Wanneer de tractor geen 7-polige signaalcontactdoos heeft, heeft de bedieningsterminal 5.2 nodig een werkstandsensor (zie hoofdstuk "Werkstandsensor", pagina 94) en een radarapparaat of een GPS-apparaat (zie hoofdstuk "Rijsnelheid met het radarapparaat meten", pagina 95).
De volgende functies van de GreenDrill kunnen worden geautomatiseerd, wanneer de machine op de bedieningsterminal 5.2 is aangesloten. De functies kunnen alleen actief worden, wanneer de machine- configuratie in de bedieningsterminal is geprogrammeerd. Laat de programmering door uw AMAZONE-servicepartner uitvoeren. Schakel voor het uitvoeren van instellingen, de turbinemotor en de zaaiasmotor uit.
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 7.20.2 Turbineaandrijving Instelling bij elektrische turbineaandrijving: ....JA Instelling bij hydraulische turbineaandrijving: ....NEE Wijzig de parameters met de toetsen 7.20.3 Zaaias-signaalgeluid Bij het in- en uitschakelen van de zaaias klinkt een akoestisch waarschuwingssignaal. JA of NEE Wijzig de parameters met de toetsen 7.20.4 Machinewielsensor De rijsnelheidssignalen komen van een sensor op het wiel van de...
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 7.20.6 Signaalbronnen De bedieningsterminal 5.2 heeft meerdere signalen nodig. De signalen worden geleverd door de 7- polige tractorsignaalcontactdoos of de signalen komen van andere bronnen. De bron moet in de bedieningsterminal worden benoemd. Signaalbron rijsnelheid [km/h] De volgende bronnen kunnen, indien aanwezig, het signaal "Rijsnelheid [km/h]" leveren: ...
Pagina 102
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 Invoer van de signaalbron rijsnelheid [km/h] De bedieningsterminal ontvangt het signaal "werkelijke rijsnelheid [km/h]" via een van de 3 aansluitingen: Aansluiting op de 7-polige tractorsignaalcontactdoos of Aansluiting op radarapparaat of Aansluiting op GPS-apparaat JA, NEE of AUTO "AUTO"...
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 7.20.7 Akoestisch waarschuwingssignaal Tijdens het werken klinkt bij een storingsmelding een akoestisch waarschuwingssignaal ... AAN geen akoestisch waarschuwingssignaal ..UIT Wijzig de parameters met de toetsen 7.20.8 Zaaiasreductormotor GreenDrill met 8 uitlopen heeft een ...... P8-motor GreenDrill met 16 uitlopen heeft een ....
GreenDrill-bedieningsterminal 5.2 7.20.10 Kalibratietoets De GreenDrill heeft een kalibratietoets (zie hoofdstuk 7.6.3, pagina 74). Wijzig de parameters met de toetsen 7.20.11 Eenhedensystemen Weergave Metrisch systeem ......(m, ha, km/h, kg) Angelsaksische systeem ....(ft, ac, mph, lb) Wijzig de parameters met de toetsen 7.20.12 Fabrieksinstelling ...
Reinigen, service en onderhoud Reinigen, service en onderhoud GEVAAR Gevaar voor bekneld raken, schuren, snijden, afsnijden, vastgrijpen, opwikkelen, naar binnen trekken, vastgrijpen en stoten door onbedoeld zakken van de door de 3-puntshydraulica van de tractor opgeheven machine. onbedoeld zakken van opgeheven, onbeveiligde onderdelen van de machine.
Reinigen, service en onderhoud Eerste gebruik Trek alle schroefverbindingen na ca. 20 bedrijfsuren na en controleer deze daarna na elke 250 bedrijfsuren. Reiniging 1. Maak de zaaigoedtank en de doseerunit leeg. 2. Bouw de zaaias uit voor de intensieve reiniging van de doseerunit. 3.
Zaaitabellen Zaaitabellen De zaaitabelwaarden zijn referentiewaarden welke door korrelvorm, korrelgrootte, duizendkorrelgewicht en ontsmetting kunnen veranderen. Het exacte zaaiastoerental voor de gewenste afgifte resulteert uit de waarden van de kalibratie. voor machines met 8 zaaileidingslangen. Wanneer uw machine 6 zaaileidingslangen heeft, wordt de afgifte overeenkomstig gereduceerd.