Venkon XL
Montage-, installatie- en gebruikershandleiding
8
Controles vóór eerste inbedrijfstelling
Bij de eerste inbedrijfstelling moet ervoor worden gezorgd dat aan alle noodzakelijke voorwaarden is voldaan, zodat het ap-
paraat veilig en volgens het beoogde gebruik kan werken.
Bouwkundige controles
Controleer of het apparaat stevig staat resp. goed is bevestigd.
Controleer of het apparaat waterpas staat/hangt.
Controleer of alle filters aanwezig en correct zijn aangebracht (vuilzijde).
Controleer of alle onderdelen correct zijn gemonteerd.
Controleer of alle verontreinigingen zoals verpakkingsresten of bouwvuil zijn verwijderd.
Elektrische controles
Controleer of alle kabels correct zijn aangelegd.
Controleer of alle kabels de vereiste diameter hebben.
Controleer of alle aders volgens de elektrische aansluitschema's zijn aangesloten.
Controleer of de beschermingsleiding ononderbroken is aangesloten en bedraad.
Controleer of alle externe elektrische aansluitingen en klemaansluitingen goed vastzitten en haal deze, indien nodig, aan.
Waterzijdige controles
Controleer of alle aanvoer- en afvoerleidingen goed zijn aangelegd.
Vul de leidingen en het apparaat met water en ontlucht deze.
Controleer of alle ontluchtingsschroeven gesloten zijn.
Voer een lektest uit (afdrukken en visuele inspectie).
Controleer of een doorspoelreiniging van de watervoerende delen is uitgevoerd.
Controleer of eventuele bouwzijdig afsluiters geopend zijn.
Controleer of een eventueel elektrisch aangestuurde afsluiter correct is aangesloten.
Controleer of alle kleppen/ventielen en stelaandrijvingen goed werken (let op de toegestane inbouwpositie).
Luchtzijdige controles
Controleer of de luchtaanzuiging en luchtuitstroom vrij is.
Controleer of het luchtaanzuigfilter gemonteerd en schoon is.
Condensaataansluiting
Controleer of de condensaatbak geen bouwafval bevat.
Controleer de condensaatafvoer en verwerking van de alarmmelding bij de condensaatpomp.
Controleer of het koelventiel bij een alarmmelding uitschakelt.
Controleer of het apparaat correct en zonder lekkage op de bouwzijdige condensaataansluiting is aangesloten.
Controleer of de afvoerleidingen gereinigd en met voldoende afschot zijn aangelegd.
Controleer of de aanwezige condensaatpomp van stroom wordt voorzien.
Zorg ervoor dat ter plaatse van de luchtinstroom een passend filter (M5 of F7) is gemonteerd, omdat anders bij koe-
ling ter plaatse van de luchtuitstroom condensaat kan uitstromen.
52