172
Rijden en bediening
reeks geleidelijk oplopende waar‐
schuwingen. Als de onderbreking te
lang duurt, wordt het systeem
gedeactiveerd. O dooft op de instru‐
mentengroep. De bestuurder moet
het systeem weer opnieuw activeren.
De geavanceerde Lane Keep Assist
werkt alleen in combinatie met de
adaptieve cruise control.
Adaptieve cruise control 3 139.
Vereiste voorwaarden
● De adaptieve cruise control moet
geactiveerd zijn.
● De bestuurder moet het stuurwiel
vasthouden.
● De richtingaanwijzers zijn niet
ingeschakeld.
● De elektronische stabiliteitsrege‐
ling is geactiveerd en werkt niet.
● Er is geen stekker op de aanslui‐
ting van de trekhaak aangeslo‐
ten.
● Normaal rijgedrag vereist (het
systeem detecteert een sportieve
rijstijl, d.w.z. intrappen van het
rempedaal of het gaspedaal).
● De rijstrookmarkeringen moeten
goed zichtbaar zijn.
● Er is geen reservewiel gemon‐
teerd.
● De auto maakt geen scherpe
bocht.
Activering
Druk op C om het systeem in te
schakelen. De led gaat branden en
O licht groen op de instrumenten‐
groep op om aan te geven dat het
systeem geactiveerd is.
Uitschakelen
Druk op C om het systeem uit te
schakelen. De led in de knop en O op
het instrumentenpaneel doven om
aan te geven dat het systeem uitge‐
schakeld is.
Systeem tijdelijk onderbreken/
opschorten
De geavanceerde Lane Keep Assist
wordt in de volgende situaties moge‐
lijk tijdelijk onderbroken of opge‐
schort:
● De elektronische stabiliteitsrege‐
ling is actief of is uitgeschakeld.
● Ten minste een van de rijstrook‐
markeringen wordt gedurende
enkele seconden niet door het
systeem waargenomen. Het
systeem wordt weer ingescha‐
keld zodra de bedrijfsomstandig‐
heden weer de juiste zijn.
● De richtingaanwijzers zijn inge‐
schakeld.
● Buiten de rijstrook rijden.