geluidssignaal. Obstakels naast de
auto worden alleen meegenomen als
ze zijn eerder herkend door de
parkeersensoren en door het
systeem zijn opgeslagen.
9 Waarschuwing
Alleen vaste obstakels worden
goed aangegeven.
Bewegende obstakels aan het
begin van een manoeuvre worden
wellicht bij vergissing gedetec‐
teerd.
Bewegende obstakels die naast
de auto verschijnen en niet eerder
door de parkeersensoren waren
herkend, worden niet aangege‐
ven.
Voorwerpen in het geheugen bij het
inparkeren wordt alleen worden
meegenomen tijdens de huidige
contactcyclus.
Activering
Wanneer bij een rijsnelheid lager dan
10 km/h een obstakel voor de auto
wordt gedetecteerd, wordt naast de
parkeerhulp ook de parkeerhulp voor
geactiveerd.
Het systeem is klaar voor gebruik,
wanneer het led-lampje in de
parkeerhulpknop e niet brandt. De
stand van het systeem wordt bij
uitschakeling van het contact in het
geheugen opgeslagen.
Uitschakelen
U deactiveert het systeem door de op
parkeerhulpknop e te drukken.
Rijden en bediening
Na handmatig uitschakelen van het
systeem brandt het led-lampje in de
toets.
Als het systeem handmatig uitge‐
schakeld is, wordt het bij de volgende
keer inschakelen van het contact niet
automatisch opnieuw ingeschakeld.
Systeembeperkingen
Bij een storing of als het systeem
tijdelijk niet goed werkt, bijv. vanwege
veel geluid buiten of andere storende
factoren, gaat C op de instrumen‐
tengroep branden. Er verschijnt een
bericht op het Driver Information
Center en er klinkt een geluidssig‐
naal.
Let op
Zorg dat de kentekenplaat voor
goed is gemonteerd, verticaal en
horizontaal gecentreerd is en dat de
sensoren goed op hun plaats zitten.
Als de kentekenplaat is verborgen of
bij gebruik van een kentekenplaat‐
steun werkt de parkeerhulp minder
goed.
155