Het panoramazichtsysteem werkt
mogelijkerwijs niet goed wanneer:
● de omgeving donker is
● de zon of de straal van koplam‐
pen rechtstreeks op de lenzen
van de camera valt
● bij een beperkt zicht door weers‐
omstandigheden, zoals bij mist,
regen of sneeuw
● cameralenzen zijn bedekt met
sneeuw, ijs, sneeuwbrij, modder,
vuil. Reinig de lens, spoel deze
met water en veeg deze met een
zachte doek af
● de auto een aanrijding aan de
achterzijde heeft gehad
● extreme temperatuurwisselingen
Achteruitkijkcamera
De achteruitkijkcamera helpt de
bestuurder bij het achteruitrijden door
middel van een weergave van het
gebied achter de auto.
Het camerabeeld verschijnt op het
Info-Display.
9 Waarschuwing
De achteruitrijcamera kan nooit
het zicht van de bestuurder
vervangen. Let op: voorwerpen
die zich buiten het bereik van de
camera en de sensoren van de
parkeerhulp bevinden, bijv. onder
de bumper of onder de auto,
worden niet getoond.
Gebruik niet alleen de achteruit‐
kijkcamera om achteruit te rijden
of te parkeren.
Controleer vóór het wegrijden en
onderweg altijd de omgeving van
de auto.
Activering
De achteruitkijkcamera wordt geacti‐
veerd wanneer de achteruitversnel‐
ling wordt ingeschakeld.
Rijden en bediening
Werking
De camera is gemonteerd in de
achterbumper boven de kenteken‐
plaat.
De camera bestrijkt slechts een
beperkt gebied. De afstand op het
beeld op de display, verschilt van de
werkelijke afstand.
Hulplijnen
De eerste horizontale lijn ligt op een
afstand van zo'n 30 cm van de rand
van de achterbumper. De bovenste
horizontale lijnen staan voor afstan‐
den van zo'n 1 en 2 m.
167