Symptoom
Controle-
lampjes
Apparaat is
Ofwel
gestopt.
nr.12,
6 en 7
knipperen.
Apparaat is
Nrs.12, 2,
gestopt.
8 en/of 9
knipperen.
Apparaat is
Nr.11 en 12.
gestopt.
Alleen
nr.12.
Verminderde
prestatie:
de luchtont-
vochtiger li-
jkt correct te
werken maar
regelt de luc-
htvochtigheid
niet.
32
Mogelijke oorzaak
Beveiligingen zijn geactiveerd
door een storing in een
verwarmingselement of een
bedradingsfout.
De thermische beveiliging is
geactiveerd door een van de
volgende oorzaken:
storing van ventilatormotor
storing van aandrijfmotor;
Waarschuwing rotor gestopt
bedradingsfout.
Apparaten met een luchtgekoelde
condensor:
Beveiligingen zijn geactiveerd
door een storing in een
condensorventilator.
Beveiligingen zijn geactiveerd
door een storing in een
condensorverwarming
(regeneratieluchttemperatuur).
De temperatuurstijging over de
regeneratiebatterij is te laag.
De regeneratie- en
procesluchtstromen komen
niet overeen met de nominale
luchtstromen.
Storing in de rotoraandrijving.
Onjuiste werking van
vochtigheidssensor, RH98 of
VariDry (AUT).
Storingen zoeken
Luchtontvochtiger ML420–MLT1400
Correctieve handeling
Schakel de netvoeding uit en laat het apparaat afkoelen.
Bepaal de oorzaak van de storing en verhelp deze.
Reset QM12 en QM14 indien nodig.
Schakel de netvoeding in met de hoofdschakelaar om de
storingsmelding te resetten.
Schakel de netvoeding uit en laat het apparaat afkoelen.
Bepaal de oorzaak van de storing en verhelp deze.
ML420: reset QM16 – aandrijfmotor, regeneratie- en
procesventilator.
ML690-MLT1400: reset QM16 - regeneratieventilator.
Reset QM21 - aandrijfmotor of procesventilator. Reset QM18 – voor
apparaten met condensor.
Ga na wat de oorzaak van de gestopte-rotorwaarschuwing was en
herstel deze.
Schakel de netvoeding in met de hoofdschakelaar en start het
apparaat om de storingsmelding te resetten. Neem contact op met
Munters wanneer de storing opnieuw optreedt.
Schakel de netvoeding uit en laat het apparaat afkoelen. Bepaal de
oorzaak van de storing en verhelp deze.
Reset QM21.
Bepaal de oorzaak van de storing en verhelp deze.
Reset QM23.
Controleer de werking van de regeneratieverwarming.
Controleer de regeneratieluchtstroom en stel deze af. Zie paragraaf
5.3, Controle en afstelling van de luchtstroom
Controleer de aandrijfriem en -motor van de rotor.
Controleer werking en aansluiting van vochtigheidssensor, RH98 of
VariDry conform de aanbevelingen van de fabrikant.
.
190TNL-1035-H1604