Munters Europe AB garantie te behouden. Technical Documentation P.O. Box 1150 Neem altijd contact op met Munters voor onderhoud of SE- 164 26 KISTA Zweden reparaties. Er kunnen zich bedieningfouten voordoen e-mail: t-doc@munters.se wanneer het apparaat onvoldoende of incorrect wordt onderhouden.
Inleiding 1.1 Algemeen Munters fabriceert een breed scala aan efficiënte luchtontvochtigers die speciaal zijn ontworpen voor verschillende gebruiksdoeleinden en toepassingen. Neem contact op met de dichtstbijzijnde vestiging van Munters bij vragen over de installatie of het gebruik van uw luchtontvochtiger.
Pagina 6
- Gebruik bij verplaatsing van het apparaat alleen goedgekeurd materieel om letsels en schade aan de apparatuur te voorkomen. - Neem altijd contact op met Munters voor onderhoud of reparaties. WAARSCHUWING! Til nooit een geassembleerd apparaat op door middel van hijsogen bevestigd op de topkast. Hijsoogbouten mogen uitsluitend worden gebruikt voor het optillen van topkast tijdens het installeren van een in delen geleverd apparaat.
1.5 Bedrijfscontrole De luchtontvochtiger wordt geregeld en gecontroleerd via het controlepaneel aan de voorzijde van het apparaat, zie paragraaf 5.1, Controlepaneel. De HMI (Human Machine Interface) wordt gebruikt om de waarden en parameters weer te geven en om instellingen en commando's voor het regelsysteem in te voeren. De HMI wordt in de afzonderlijke bijlage beschreven.
Fabr. year 2009 3 ~ 400V 50 Hz 15 kW 15,7 kW IP33 Made in Sweden Munters Europe AB Isafjordsgatan 1 164 26 Kista, Sweden Figuur 1.4 Locatie van het identificatieplaatje Figuur 1.5 Identificatieplaatje, voorbeeld Toelichting bij "Fabr. no" op het identificatieplaatje:...
Ontwerp van de luchtontvochtiger 2.1 Productomschrijving De sorptieluchtontvochtiger is ontworpen om efficiënt de lucht te ontvochtigen in ruimten waar een lage luchtvochtigheid is vereist. ® Alle functionele onderdelen zijn bijgesloten in een corrosiewerende Aluzink behuizing (standaard) of roestvrij stalen behuizing (optie) voor een eenvoudige installatie en onderhoud. Het apparaat is gebouwd op een stalen frame waardoor een vorkheftruck kan worden gebruikt voor transport en installatie.
Pagina 10
1. Proceslucht 2. droge lucht 3. Regeneratielucht 4. Natte lucht Figuur 2.2 Overzicht van de luchtstromen Ontwerp van de luchtontvochtiger 190TNL-1081–J1408...
2.5 Gasbrander Op alle luchtontvochtigers van de MCD-serie worden directgestookte gasbranders toegepast. De brander werkt op aardgas of propaan (optie) en maakt gebruik van de regeneratielucht als zuurstoftoevoer voor de verbranding. Een juiste regeneratieluchtstroom is dan ook essentieel voor een efficiënte werking van de brander.
1. Branderkopopening 2. Ionisatiestaaf 3. Mengplaten 4. Ontstekingselektrode 5. Aansluitstekker ontstekingselektrode 6. Gaspijp 7. Aansluitstekker ionisatie-elektrode 8. Siliconenkabel Figuur 2.7 Zijaanzicht van de brander ® 2.6 GasMultiBloc regeleenheid 2.6.1 Werkingsprincipe In de gasstraat bevindt zich een GasMultiBloc regeleenheid die de gasdruk en gasstroom regelt en bewaakt. Het GasMultiBloc bevat een instelbare debietregelaar waarmee, in combinatie met een externe regelklep, de brandercapaciteit automatisch kan worden gemoduleerd, zie Figuur 2.9 .
2.6.2 Overzicht Figuur 2.9 Overzicht, GasMultiBloc A. Gastoevoer B. Toevoer naar gasbrander 1. Gasafsluitklep 6. Afdekplaat voor gasfilter 2. Lagedrukschakelaar 7. Schroef voor afdekplaat 3. Drukmeetpunt voor gastoevoer (P 8. Drukmeetpunt (voor ventiel V1) 4. Instelknop maximaal debiet 9. Gasregelklep met motor 5.
2.7 Gasregelklep eenheid Dit gemoduleerde gasgestookte regeneratieluchtverwarmingssysteem is voorzien van een regelklep in de gasleiding tussen het GasMultiBloc en de brander. Hiermee kunnen het gasdebiet en de brandercapaciteit tijdens bedrijf worden gevarieerd. De regelklep is aangesloten op een elektrische servomotor die wordt aangestuurd door de regeleenheid met een 0 –...
2.8 Branderbeveiligingsautomaat De branderbeveiligingsautomaat bevindt zich op het elektrische controlepaneel, zie Figuur 2.3 . De beveiligingsautomaat zorgt voor het veilig ontsteken, opstarten en stoppen van de brander, zowel tijdens normaal bedrijf als bij detectie van een storing. Deze is voorzien van een vlambewakingscircuit dat het verbrandingsproces regelt. Het vlambewakingscircuit voert de vereiste veiligheidsmaatregelen uit wanneer het vlamsignaal te vroeg of juist niet optreedt en bij storingen in de vlamdetector, detectorkabels of vlamsignaalversterker.
2.8.2 Programma-indicator De programma-indicator toont de status van de brander. Omdat de programma-indicator blijft stilstaan op de positie waarbij een alarm optreedt, geeft het waardevolle informatie om storingen op te sporen. De diverse situaties waarbij een alarm kan optreden worden aangegeven met de volgende symbolen: Figuur 2.12 Programma-indicator Symbool Beschrijving...
2.8.3 Vlamdetectie Een ionisatie-elektrode wordt gebruikt om vast te stellen of de vlam is ontstoken. De ionisatie-elektrode bestaat uit een metalen elektrode die in de vlam steekt. De branderbeveiligingsautomaat detecteert de aanwezigheid, of het ontbreken, en de conditie van de vlam tijdens het opstarten en normaal bedrijf.
2.10.2 Procesluchtventilator bediening Er is een frequentieregelaar geïnstalleerd om de procesventilatorsnelheid te regelen. De bediening van de procesluchtventilator kan met vaste of variabele snelheid worden ingesteld, in overeenstemming met het onderstaande: Vaste snelheid De frequentieregelaar van de procesluchtventilator wordt vooraf in de fabriek ingesteld en de procesluchtventilator draait altijd aan een constante snelheid die voor de procesluchtstroom zorgt.
2.10.3 Energy Recovery Purge 1. Regeneratielucht 2. Verwarmde regeneratielucht 3. Vochtige lucht 4. Proceslucht 5. Droge lucht 6. Proceslucht via omloop 7. Warme spoellucht Figuur 2.13 Principe van Energy Recovery Purge Energy Recovery Purge (ERP) is een energiebesparende oplossing die de warmte van de rotor recyclen, na de regeneratiesectie in de rotatierichting van de rotor.
Installatie 3.1 Veiligheid WAARSCHUWING! Alle elektrische aansluitingen van apparatuur moeten worden uitgevoerd conform de lokale voorschriften en door gekwalificeerd personeel. Risico van elektrocutie. WAARSCHUWING! Het apparaat mag nooit op een ander voltage of andere frequentie worden aangesloten dan waarvoor het is ontworpen.
1. Inspecteer de levering en vergelijk ze met de levernota, orderbevestiging of andere leverinformatie. Zorg ervoor dat alles is meegeleverd en dat er niets beschadigd is. 2. Neem direct contact op met Munters wanneer de levering incompleet is om vertraging van de installatie te voorkomen.
OPMERKING! Wanneer het trillingsniveau van de luchtontvochtiger moet worden gereduceerd, neem dan contact op met Munters voor instructies. Zie de norm EN 1299+A1:2008. Zie paragraaf 8.3, Afmetingen en benodigde ruimte voor onderhoud voor de afmetingen van het apparaat en de benodigde ruimte voor onderhoud.
Pagina 26
VOORZICHTIG! Er moet een hijsjuk met vier hijsbanden worden gebruikt voor het hijsen van de topkast. De hijshoek mag niet meer bedragen dan 15°, zie Figuur 3.9 . Figuur 3.3 Rotorkast Figuur 3.4 Topkast Figuur 3.5 Ventilatoren Figuur 3.6 Filterkast Installatie 190TNL-1081–J1408...
Pagina 27
Figuur 3.7 1. Regeneratieluchtventilator 2. Procesluchtventilator 3. Filterkasten Installatie 190TNL-1081–J1408...
3.7.1 Montage 1. Verwijder de beschermingstape van de rotorkastafdichtingen. 2. Controleer dat de vier hijsogen voor de topkast vastgezet zijn. Figuur 3.8 Hijsogen voor topkast 3. Til de topkast op de rotorkast en zorg dat de geleidestrips en M8-schroeven op alle hoeken passen, zie Figuur 3.9 .
Pagina 29
Figuur 3.10 A: M8-schroef van onderaf gezien. Figuur 3.11 D: Afdekplaten 4. Draai de vier M8-schroeven (A) vast om de afdichtingen samen te drukken. 5. Zet de twee afdekplaten (D) vast met popnagels (4 x 10 mm). 6. Draai de hijsogen van de topkast los om te vermijden dat apparaat wordt opgetild. 7.
3.7.2 Elektrische aansluitingen 1. Installeer de toevoerkast en de kabel voor de voeding. Figuur 3.14 Voeding toevoerkast (E) 2. Sluit regeneratie- en procesluchtventilator aan, zie Figuur 3.15 , Figuur 3.16 en Figuur 3.17 . Figuur 3.15 Ventilatormotorbedrading Figuur 3.16 Procesluchtventilator Figuur 3.17 Regeneratieluchtventilator Figuur 3.18 Rotoraandrijfmotor 3.
Pagina 31
Klemmenstrook (aandrijfmotor) Aandrijfmotorkabel bruine draad bruine draad 6 (geel) 4 (blauw) 2 (groen) Tabel 3.1 Aansluitingen rotoraandrijfmotor 4. Sluit de HTCO en PT1000 aan, zie Figuur 3.19 , Figuur 3.20 en Figuur 3.21 . Leid de kabels door de rubberen doorvoer (F). Steek de HTCO-kabel zo ver mogelijk in de buis (I). 5.
Pagina 32
6. Sluit de DPT (Differential Pressure Transmitter, verschildrukopnemer) aan voor de regeneratieventilator. De twee aansluitingen aan de onderzijde van de DPT zijn gemarkeerd met plus (+) en min (-). – Sluit de buis van het ventilatorkanaal (voor het rotorblad) aan op plus (+). –...
3.8 Kanaalinstallatie 3.8.1 Algemene aanbevelingen De aansluitingen voor proces- en regeneratielucht zijn ontworpen volgens de aanbevelingen in ISO 13351. De rechthoekige kanaalaansluitingen zijn voorzien van inzetstukken met schroefdraad voor M8 schroeven. OPMERKING! De luchtontvochtiger is ontworpen voor gebruik met specifieke procesluchtstromen (overeenkomstig de geïnstalleerde ventilatorformaten) en mag niet rechtstreeks worden aangesloten op airconditioningsystemen.
3.8.2 Kanaal voor buitenluchttoevoer Wanneer buitenlucht door de luchtontvochtiger wordt aangezogen, moet de opening van het toevoerkanaal op voldoende hoogte boven de grond worden gemonteerd om te voorkomen dat er stof en vuil wordt aangezogen. Het kanaalwerk moet zo zijn ontworpen dat regen en sneeuw niet in de luchtontvochtiger kunnen worden aangezogen.
3.8.4 Afmetingen luchtkanaalaansluitingen voor inlaten MCD100-155G Figuur 3.26 Regeneratieluchttoevoer 250 (5x) M8 (12x) 1250 1358 1358 1418 1408 Figuur 3.27 Procesluchttoevoer Figuur 3.28 Procesluchttoevoer (voor installatie met filterkast) (voor installatie zonder filterkast) C: Gebruik zeskantschroeven (M8 x 25). OPMERKING! Het beschermingsrooster voor de ventilator is voor een beter zicht op de afmetingen Figuur 3.28 verwijderd in Installatie...
3.9 Gas- en luchttoevoer WAARSCHUWING! Alle gasaansluitingen op het apparaat moeten worden uitgevoerd conform de lokale voorschriften en door gekwalificeerd personeel. WAARSCHUWING! De regeneratielucht mag niet verontreinigd zijn met brandbare stoffen in de vorm van gas, stoom, nevel of stof, die in gemengd met lucht leiden tot gevaarlijke situaties.
3.11 Externe vochtigheidsopnemer De luchtontvochtiger wordt geleverd met een van de hieronder beschreven vochtigheidsopnemers. De opnemer heeft een uitgangssignaal van 4–20 mA voor respectievelijk temperatuur en vochtigheid. Vochtigheidssensor voor relatieve vochtigheid t.b.v. wandmontage (standaard): ■ Het meetbereik voor vochtigheid bedraagt standaard 0-100 % RV. Het meetbereik voor temperatuur bedraagt standaard -5...+55 ℃.
Inbedrijfstelling WAARSCHUWING! Inbedrijfstelling en het voor de eerste keer opstarten van het apparaat mag uitsluitend worden uitgevoerd door Munters-personeel. WAARSCHUWING! De netvoeding is permanent aangesloten op de hoofdschakelaar van het apparaat. Risico van elektrische schok. 4.1 Controles voor het opstarten 1.
Pagina 41
5. Meet de gastoevoerdruk door een drukmeter aan te sluiten op het drukmeetpunt (Pe). De druk moet 20–30 mbar bedragen. OPMERKING! Wanneer de gastoevoerdruk meer bedraagt dan 30 mbar moet een reduceerventiel worden geïnstalleerd in de gastoevoerleiding. 6. Sluit het drukmeetpunt (P 7.
Zie de bijlage over het bedieningssysteem voor meer informatie over parameters en instellingen. Neem contact op met Munters Service voor hulp bij de installatie en instellingen. Voor contactgegevens, zie paragraaf 10, Neem contact op met Munters.
5. Stel het instelpunt voor de proceslucht in het regelsysteem zo af, dat de gemeten verschildruk overeenkomt met de berekende waarde. 6. Sluit de manometer aan op het drukmeetpunt op de regeneratieventilator. Herhaal stappen 3-5 om de actuele regeneratieluchtstroom in te stellen. OPMERKING! De actuele luchtstroom hangt af van de temperatuur bij de ventilatoruitlaat.
4.4 Instellen van het gasbrandereffect 4.4.1 Instellen van het maximale vermogen OPMERKING! De procedure in paragraaf 4.3, Afstelling van de luchtstroom moet worden uitgevoerd alvorens het gasbrandereffect in te stellen. 1. Start het apparaat door de standenschakelaar op MAN. 2. Wacht tot de regelklep helemaal is geopend, d.w.z. de klepsteelindicator staat op E als afgebeeld in Figuur 4.7 .
5. Controleer de vlam door het kijkglas. De vlam moet gelijkmatig over de volledige lengte van de brander zijn verdeeld en blauw van kleur zijn. 6. Werkt het apparaat normaal, wacht dan 5-10 minuten zodat de normale bedrijfstemperatuur kan worden bereikt voordat u verder gaat met de volgende stap.
Bedrijf 5.1 Controlepaneel ALARM SERVICE SIEMENS Figuur 5.2 Hoofdschakelaar Figuur 5.1 Controlepaneel Onderdeel Schakelaar/controlelampje Functie Figuur 5.2 Hoofdschakelaar (zie Wanneer de hoofdstroomschakelaar in de positie 0 staat, is de stroomtoevoer naar het apparaat volledig uitgeschakeld. Wanneer de hoofdstroomschakelaar in de positie 1 staat, kan de luchtontvochtiger worden gestart.
5.2 Algemeen De standenschakelaar op het controlepaneel heeft twee bedrijfsstanden: AUTO (automatisch): De ventilatoren, rotor en regeneratieverwarming van de luchtontvochtiger ■ worden alleen geactiveerd wanneer de relatieve luchtvochtigheid de gewenste waarde (de instelwaarde) overschrijdt. Wanneer ononderbroken werking van de procesluchtventilator is geselecteerd in het regelsysteem, blijft de procesluchtventilator draaien, zelfs nadat het apparaat is gestopt met ontvochtigen.
5.4 Bediening van het apparaat 5.4.1 Eerste keer opstarten, handbediening (MAN) 1. Zet de hoofdstroomschakelaar in de stand 1 en controleer dat het display oplicht. 2. Zet de standenschakelaar in de stand MAN. Controleer dat: Het witte lampje brandt om aan te geven dat de luchtontvochtiger in bedrijf is. Een vertraging van ■...
De serviceafdeling van Munters kan tevens een serviceprogramma aanbieden dat is afgestemd op de bedrijfsomstandigheden van een specifieke installatie. Raadpleeg de contactadressen op de achterflap van deze handleiding.
6.7 Service- en onderhoudsschema (28000-48000 uur) Serviceniveau Servicewerkzaamheden Bedrijfstijd in uren 28000 32000 36000 40000 44000 48000 Kalendertijd in maanden Filterinspectie, zonodig filter vervangen, functionele controle Preventieve inspectie, inclusief veiligheidscontrole Capaciteitscontrole, rotorinspectie Vervanging van de thermische beveiliging Inspectie van verwarmingsspiralen Vervanging van aandrijfriem en riemspanner Vervanging van de rotoraandrijfmotor Inspectie van ventilatoren (rotorbladen, motoren, lagers)
6.9 Onderhoudsschema voor de gasverwarming De inspectie- en onderhoudsprocedures staan beschreven in onderstaande tabel. WAARSCHUWING! Aanpassingen, onderhoudswerkzaamheden en reparaties mogen uitsluitend worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel dat bekend is met de gevaren die zijn verbonden aan bediening en onderhoud van apparatuur met hoge spanningen, hoge temperaturen en brandbare gassen.
Pagina 54
Onderdeel Inspectie Instelling van het systeem Controleer de instelling van de brandercapaciteit conform de gebruikershandleiding. Tabel 6.3 Onderhoudsschema voor de gasverwarming Service en onderhoud 190TNL-1081–J1408...
6.10 Luchtfilter vervangen 6.10.1 Voorbereidingen 1. Zet de standenschakelaar in de stand 0. 2. Wacht 60 seconden om de verwarming te laten afkoelen. 3. Zet de hoofdschakelaar op 0 en vergrendel de schakelaar. 6.10.2 Regeneratieluchtfilter 1. Maak de twee klembouten en verwijder het deksel van de filterkast, zie Figuur 6.1 en Figuur 6.2 . 2.
Pagina 56
6.10.3 Procesluchtfilter 1. Maak de schroeven van één van de beschermkappen los (zie Figuur 6.5 ). Verwijder zorgvuldig de beschermkap van de filterkast zonder de afdichting te beschadigen. 2. Trek de kanaal spacers recht uit de filterkast om de filters vrij te maken, zie Figuur 6.6 . 3.
Raadpleeg sectie 2.8.2, Programma-indicator voor meer informatie. Doorloop de onderstaande lijst en verhelp de storing indien mogelijk alvorens contact op te nemen met Munters. WAARSCHUWING! Aanpassingen, onderhoudswerkzaamheden en reparaties mogen uitsluitend worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel dat bekend is met de gevaren die zijn verbonden aan bediening en onderhoud van...
Pagina 58
Storingsymptoom Mogelijke oorzaak Correctieve handeling Brander start niet. De indicator van de branderbeveiligingsautomaat Controleer dat de ionisatie-elektrode correct in de is gestopt. vlam is gemonteerd en dat het vlamsignaal (>12 μA) aanwezig is op pin 24 van de branderbeveiligingsautomaat. Controleer dat de isolatie van de ionisatie- elektrode niet is gebarsten.
Storingsymptoom Mogelijke oorzaak Correctieve handeling Prestatieproblemen De brander functioneert, maar de unit regelt de De brandercapaciteit is onjuist. Controleer de luchtvochtigheid niet. brandercapaciteit en de temperatuurtoename over de brander conform de gebruikershandleiding. Tabel 7.1 Storingen identificeren, gasverwarming 7.2 Meten van vlamsignaal en verschilgasdruk (>...
Technische specificaties 8.1 Capaciteitsdiagrammen Capaciteit bij benadering in kg/h. Neem voor meer informatie contact op met de dichtstbijzijnde vestiging van Munters. OPMERKING! De waarden in de diagrammen zijn gebaseerd op een nominaal debiet (1/1). MCD100 MCD120 kg/h kg/h 80 % RH...
8.2 Geluidsgegevens 8.2.1 MCD100E Configuratie A: alle kanalen aangesloten 1. Kanalen voor droge lucht Configuratie B: procesinlaat niet aangesloten op kanaal 2. Kanalen voor proceslucht 3. Kanalen voor regeneratielucht Configuratie C: regeneratieinlaat niet aangesloten op kanaal Configuratie D: regeneratie- en procesinlaat niet aangesloten op 4.
8.2.2 MCD120E Configuratie A: alle kanalen aangesloten 1. Kanalen voor droge lucht Configuratie B: procesinlaat niet aangesloten op kanaal 2. Kanalen voor proceslucht 3. Kanalen voor regeneratielucht Configuratie C: regeneratieinlaat niet aangesloten op kanaal Configuratie D: regeneratie- en procesinlaat niet aangesloten op 4.
8.2.3 MCD140E Configuratie A: alle kanalen aangesloten 1. Kanalen voor droge lucht Configuratie B: procesinlaat niet aangesloten op kanaal 2. Kanalen voor proceslucht 3. Kanalen voor regeneratielucht Configuratie C: regeneratieinlaat niet aangesloten op kanaal Configuratie D: regeneratie- en procesinlaat niet aangesloten op 4.
8.2.4 MCD155E Configuratie A: alle kanalen aangesloten 1. Kanalen voor droge lucht Configuratie B: procesinlaat niet aangesloten op kanaal 2. Kanalen voor proceslucht 3. Kanalen voor regeneratielucht Configuratie C: regeneratieinlaat niet aangesloten op kanaal Configuratie D: regeneratie- en procesinlaat niet aangesloten op 4.
8.3 Afmetingen en benodigde ruimte voor onderhoud 8.3.1 Dimensioni " 4 Figuur 8.1 Afmetingen, MCD100–140G D. Optie " 4 Figuur 8.2 Afmetingen, MCD155G D. Optie Technische specificaties 190TNL-1081–J1408...
8.3.2 Afmetingen voor units zonder procesventilator Dim D 1514 1514 1514 1509 Figuur 8.3 Afmetingen voor units zonder procesventilator 8.3.3 Ruimte voor onderhoud Figuur 8.4 Servicegebied Technische specificaties 190TNL-1081–J1408...
Afvoer De unit moet conform de geldende wettelijke voorschriften en regels worden vernietigd. Neem contact op met de lokale instanties. Het rotormateriaal is niet brandbaar en moet worden verwijderd zoals glasvezelmateriaal. Als de rotor aan chemicaliën is blootgesteld die schadelijk voor het milieu zijn, moet het risico worden beoordeeld.