4.8 Externe vochtigheidssensor
De luchtontvochtigers van de ML-serie zijn zo bedraad dat wanneer het apparaat is ingesteld op AUTO,
deze kunnen worden geregeld via een externe vochtigheidssensor.
Alle modellen zijn voorzien van een tweetrapsverwarming en kunnen worden geregeld door
een tweetrapsvochtigheidssensor. Deze methode is efficiënter en zorgt voor een nauwkeurigere
ontvochtigingsregeling.
De elektrische aansluitingen worden gemaakt op de aansluitpunten van het elektrische controlepaneel. Zie
voor details over bedrading en aansluitingen het bedradingsschema.
OPMERKING!
Wanneer er geen vochtigheidssensor op het apparaat is aangesloten, zal de luchtontvochtiger
op maximaal vermogen werken zolang het apparaat is ingeschakeld.
Een vochtigheidssensor moet zich 1-1,5 m boven de vloer bevinden. De sensor moet zo worden geplaatst
dat deze niet direct wordt blootgesteld aan droge lucht afkomstig uit het apparaat of vochtige lucht die via
open- en dichtgaande deuren binnenkomt. Plaats hem uit de buurt van warmtebronnen en direct zonlicht.
De aansluitkabel van de vochtigheidssensor moet een aderdoorsnede hebben van ten minste
■
2
0,75 mm
en een nominale isolatieweerstand van meer dan 500 VAC.
De contacten van de vochtigheidssensor moeten sluiten bij een stijgende RV om zo het regelcircuit te
■
sluiten en de luchtontvochtiger in te schakelen.
Bij gebruik van extreem lange kabels kunnen spanningsdips optreden.
■
Wanneer de gemeten spanning op de klemmen voor de koppeling van de vochtigheidssensor minder
bedraagt dan 20 VAC, moet een apart relais worden gebruikt dat door de vochtigheidssensor wordt
aangestuurd.
4.9 Gasregeneratie (uitsluitend ML1100)
Zie voor meer informatie over installatie, opstarten en onderhoud van gasbranders de bijlage over
gasregeneratie die bij het apparaat is meegeleverd.
16
Luchtontvochtiger ML420–MLT1400
Installatie
190TNL-1035-H1604