Luchtontvochtiger ML420–MLT1400
5.3 Controle en afstelling van de luchtstroom
De kleppen voor droge-luchtstroom en regeneratieluchtstroom moeten correct worden afgesteld,
overeenkomstig de nominale luchtstroom, om de beoogde prestaties te behalen. Zie paragraaf
9.3, Technische gegevens.
Neem zonodig contact op met de serviceafdeling van Munters voor hulp bij installatie en instellingen.
Contactadressen van Munters staan vermeld op de achterzijde van deze handleiding.
V V V OORZICHTIG!
OORZICHTIG!
OORZICHTIG!
Een onjuiste afstelling van de proces- en regeneratieluchtstromen kan leiden tot storingen van het apparaat.
Alle mogelijke schade aan het apparaat ten gevolge van een onjuiste afstelling van de luchtstromen kan ten koste
gaan van de garantie op het apparaat.
Het apparaat mag niet meer dan enkele minuten werken voordat de correcte luchtstromen worden ingesteld.
1. Stel de regelkleppen in het droge-luchtafvoerkanaal en regeneratieluchttoevoerkanaal af op de juiste
nominale luchtstroom.
2. Start de ontvochtiger en laat deze gedurende 8 minuten op vol vermogen draaien om de
regeneratieluchtverwarming op zijn normale bedrijfstemperatuur te laten komen.
3. Controleer dat het temperatuursverschil tussen regeneratie toeverlucht en regeneratietemperatuur
95°C bedraagt (tolerantie ±5°C). Wanneer het temperatuursverschil buiten de tolerantielimiet van 5%
valt, past u de regeneratieluchtklep in kleine stappen aan totdat de temperatuur van de regeneratielucht
binnen de opgegeven toleranties valt. Wacht na elke aanpassing tot de temperatuur is gestabiliseerd.
Voorbeeld:
Toevoerluchttemperatuur = 15 °C
Regeneratieluchttemperatuur = 110 °C
Temperatuurstijging = 95 °C
190TNL-1035-H1604
Inbedrijfstelling
19