7.1
Alarm
7.2
Werkingstest
8
Onderhoud
Het geluidsalarm weerklinkt niet.
Bij een alarm lekdetectievloeistof in de voorgeschreven meng-
verhouding met water vermengd bijvullen tot aan de aangege-
ven vulhoogte. Indien opnieuw een alarm wordt gegeven, is er
een lek.
Het geluidsalarm kan worden stilgelegd door de toets "Bevesti-
gen" in te drukken. Het rode alarmlampje gaat weer branden.
Onmiddellijk het installatiebedrijf verwittigen.
Werkingstest 1 x per jaar en na elke onderhoudsbeurt en repa-
ratie uitvoeren.
Simulatie
1.
Controleventiel openen en uitvloeiende lekdetectievloeistof in
een geschikte bak opvangen
De lekdetectievloeistof moet met een debiet van ongeveer 0,5 li-
ter/min uitvloeien.
Zodra het detectievloeistofreservoir leeggelopen is, moet een
optisch en akoestisch alarm volgen.
2.
Controleventiel sluiten, afgetapte vloeistof weer in het detectie-
vloeistofreservoir gieten.
De alarmsignalen moeten vanzelf stoppen.
De sonde
1.
Sonde uit het detectievloeistofreservoir nemen.
Het rode alarmlampje moet branden en het geluidsalarm moet
weerklinken.
2.
De sonde weer inbrengen.
De alarmsignalen moeten meteen stoppen.
Controle-eenheid
Controletoets indrukken.
De voedingsleiding naar de sonde wordt onderbroken.
Het rode alarmlampje moet branden en het geluidsalarm moet
weerklinken.
Lekdetectietoestellen zijn veiligheidssystemen en mogen bij bescha-
diging enkel door de fabrikant worden gerepareerd
Handleiding LAG-14 ER
33