VOORZICHTIG Bij uitschakeling van inductieve verbruikers kunnen elektrische
6.8
Toestel in gebruik nemen
De signaalleiding niet parallel met sterkstroomleidingen leggen,
gevaar voor storingen door straling.
De signaalleiding voldoende tegen beschadiging beschermen,
indien nodig in een metalen buis leggen.
De signaalleiding van de sonde door de linkse schroefverbin-
ding in de controle-eenheid steken en op de blauwe tweepolige
klem in de controle-eenheid met de aanduiding sonde aanslui-
ten. Met polariteit moet geen rekening worden gehouden.
In principe mogen maximaal twee detectievloeistofreservoirs op elke
sonde in serie op een controle-eenheid worden aangesloten.
Uitgang
Het uitgangssignaal van het lekdetectietoestel kan via een span-
ningsvrij relaiscontact (sluiter) worden vastgesteld. Bij een storing-
vrije werking is het relaiscontact geopend, bij een alarm wordt het
contact gesloten. Het relaiscontact wordt door een 2 A-zekering
(middeltraag) beveiligd.
installaties worden beschadigd en schakelcontacten worden
vernietigd door spanningspieken.
Inductieve verbruikers met in de handel verkrijgbare RC-
combinaties, bijv. B. 0,1 µF/100 Ohm bedraden.
Aantal nodige detectievloeistofreservoirs is bepaald.
Detectievloeistofreservoirs zijn gemonteerd zoals beschreven in
hoofdstuk 6.2, pagina 20.
Installatie van de leidingen is aangelegd zoals beschreven in
hoofdstuk 6.4, pagina 26.
Controleventiel is gemonteerd zoals beschreven in hoofdstuk
6.5, pagina 27.
Controle-eenheid is gemonteerd zoals beschreven in hoofdstuk
6.6, pagina 28.
Elektrische aansluiting werd uitgevoerd zoals beschreven in
hoofdstuk 6.7, pagina 30.
Sonde is op de controle-eenheid aangesloten.
Uitgangsrelais is bedraad (indien nodig).
Handleiding LAG-14 ER
31