Handleiding LAG-14 ER
20
dingsdoos van de kabels geen oppervlakte- of regenwater en
geen vuil of stuifzand kunnen doordringen.
Het detectievloeistofreservoir zo hoog boven de controleruimte
monteren, dat de statische druk van de lekdetectievloeistof op
elke plaats van de controleruimte voldoende is om er bij een lek
voor te zorgen dat de lekdetectievloeistof ontsnapt en het vloei-
stofpeil in het detectievloeistofreservoir tot aan het alarmpeil
zakt.
De minimumafstand tussen het hoogste punt van de tank en de
onderkant van het detectievloeistofreservoir is in wezen afhan-
kelijk van de dichtheid van de opslagvloeistof en bij onder-
grondse tanks van het mogelijke peil van grond- of stuwwater
boven het hoogste punt van de tank.
Bij ondergrondse tanks het detectievloeistofreservoir minstens
30 cm boven het hoogste punt van de tank monteren.
Indien de controle-overdruk van de controleruimte van het re-
servoir 0,6 bar bedraagt, mogen de detectievloeistofreservoirs
(gemeten aan de vulhoogteschroef) niet meer dan 5,5 meter
boven de tankbodem worden geplaatst.