Handleiding LAG-14 ER
30
Afbeelding 11: Detectievloeistofreservoir en controle-eenheid naast
elkaar gemonteerd.
Controle-eenheid los, zodat sonde kan worden uitgenomen.
Afbeelding 12: Detectievloeistofreservoir en controle-eenheid in de
ruimte gescheiden.
Controle-eenheid los, via doorverbindingsdoos met aardkabel ver-
bonden, zodat sonde kan worden uitgenomen.
Indien de onderlinge afstand groot is, een kabelverbindingsdoos van
beveiligingsklasse IP 55 vast monteren boven naast het detectie-
vloeistofreservoir. Daarbij moet er ook op worden gelet dat de sonde
probleemloos uit de houder kan worden genomen om de werking te
controleren. Signaalleiding niet inkorten.
Om de signaalleiding te verlengen stuurdraden met blauwe bui-
tenmantel voor intrinsiek veilige stroomkring 2 x 1 mm² gebrui-
ken. Bij een lengte van meer dan 5 m moet een afgeschermde
kabel worden gebruikt.
De signaalleiding mag in totaal niet langer zijn dan 50 m. Bij on-
dergrondse aanleg moet een aardkabel, bijv. NYY 2 x 1,5 mm²
worden gebruikt.
Intrinsiek veilige en niet intrinsiek veilige stroomkringen mogen
niet in een kabelgoot worden gelegd. VDE 0165 in acht nemen.
1 Signaalleiding niet inkorten
2 Controle-eenheid
3 De kabelklemmen monte-
ren
1 Signaalleiding niet inkorten
2 De kabelklemmen monte-
ren
3 Controle-eenheid
4 Verlenging van de signaal-
leiding
5 Doorverbindingsdoos vast
gemonteerd