1. Peilstok
4. Haal de peilstok eruit en controleer het oliepeil. Het
oliepeil moet tot aan de Vol-markering staan.
5. Als het oliepeil beneden de Vol-markering staat,
verwijdert u de vuldop (Figuur 36) en vult u bij
met olie totdat het oliepeil de Vol-markering op de
peilstok bereikt.
Niet te vol vullen.
Belangrijk: Zorg ervoor dat het oliepeil tussen
de markeringen voor het minimum- en het
maximumpeil op de peilstok staat. De motor
kan defect raken als er te veel of te weinig olie in
het carter is.
6. Plaats de vuldop en sluit de kap.
Motorolie verversen en filter
vervangen
Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren
Om de 150 bedrijfsuren
1. Verwijder de aftapplug (Figuur 37) en laat de olie in
een opvangbak lopen.
2. Als er geen olie meer naar buiten stroomt, plaatst u
de aftapplug terug.
3. Verwijder het oliefilter (Figuur 37).
4. Smeer een dun laagje schone olie op de pakking van
het nieuwe filter.
5. Plaats het nieuwe filter op het filtertussenstuk. Draai
het oliefilter rechtsom totdat de rubberen pakking
Figuur 36
2. Olievuldop
contact maakt met het filtertussenstuk. Draai het
filter vervolgens nog eens 1/2 slag.
Belangrijk: Draai het filter niet te vast.
6. Vul het carter bij met olie; zie Motoroliepeil
controleren.
1. Olieaftapplug
De gashendel afstellen
1. Beweeg de gashendel vooruit naar de voorkant
van de opening van de besturingspaneel en
vervolgens ongeveer 3 mm terug uit de vergrendelde
vrijloopstand SNEL.
2. Controleer de stand van de toerenregelaar op
de brandstofinjectiepomp van de motor. De
toerenregelaar moet contact maken met de schroef
die het toerental begrenst als de gashendel zich in de
(vergrendelde) stand SNEL bevindt (Figuur 38).
43
Figuur 37
2. Oliefilter