De motor starten en stoppen
Motor starten
1. Klap de rolbeugel omhoog en zet deze vast; neem
vervolgens plaats op de bestuurdersstoel en doe de
veiligheidsgordel om.
2. Zorg ervoor dat het tractiepedaal zich in de neutrale
stand bevindt.
3. Stel de parkeerrem in werking.
4. Schakel de aftakas uit (Figuur 13).
Figuur 13
1. Aftakasschakelaar
2. Contactschakelaar
5. Zet de gashendel halverwege tussen Langzaam en
Snel (Figuur 13).
6. Draai het contactsleuteltje naar rechts op Lopen
(Figuur 14).
Het indicatielampje van de gloeibougie gaat dan 6
seconden branden.
3. Indicatielampje van
gloeibougies
4. Gashendel
1. Start
2. Lopen/Gloeibougie
7. Als het indicatielampje van de gloeibougie dooft,
draait u het contactsleuteltje op Start. Laat het
sleuteltje los zodra de motor aanslaat.
Belangrijk: Start de motor telkens niet langer
dan 15 seconden om te voorkomen dat de
startmotor oververhit raakt.
Opmerking: Meerdere startpogingen kunnen
nodig zijn als u de motor voor de eerste keer
start nadat alle brandstof is afgetapt uit het
brandstofsysteem.
8. Houd de gashendel halverwege tussen Langzaam en
Snel totdat de motor en het hydraulische systeem
zijn opgewarmd.
Belangrijk: Als de motor voor de eerste
keer wordt gestart, de motorolie is ververst,
of de motor, transmissie of wielmotor een
revisiebeurt heeft gehad, moet u de machine
met de gashendel op Langzaam een tot twee
minuten in de vooruit- en de achteruit-stand
laten werken. Controleer ook de werking van de
hefhendel en de aftakasschakelaar om er zeker
van te zijn dat alle onderdelen naar behoren
functioneren. Zet vervolgens de motor af en
controleer op olielekken, losse onderdelen en
andere waarneembare defecten.
VOORZICHTIG
Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
delen tot stilstand gekomen zijn voordat u
controleert op olielekken, losse onderdelen of
andere waarneembare defecten.
24
Figuur 14
3. Uit
4. Waarschuwingslampje
gloeibougie