2. Controleer het motoroliepeil vóór en na het starten
van de motor, zie Motoroliepeil controleren in het
hoofdstuk Onderhoud.
3. Controleer het peil van de koelvloeistof vóór
het starten van de motor; zie Het koelsysteem
controleren in het hoofdstuk Onderhoud.
Algemeen overzicht
van de machine
Bedieningsorganen
Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen
voordat u de motor start en de machine gebruikt.
Tractiepedaal
Het tractiepedaal (Figuur 6) regelt de beweging vooruit
en achteruit. Om vooruit te rijden, moet u de bovenkant
van het pedaal intrappen en om achteruit te rijden de
onderkant van het pedaal. De rijsnelheid hangt af van
hoever het pedaal wordt ingetrapt. Voor de maximale
rijsnelheid zonder belasting trapt u het pedaal volledig
in terwijl de gashendel op Snel staat.
Om te stoppen, laat u het tractiepedaal opkomen en
weer terugkeren in de middelste stand.
Opmerking: Als u moet stoppen in noodgevallen
drukt u op de achterkant van het tractiepedaal (achteruit)
om de machine snel tot stilstand te brengen.
1. Parkeerrem
2. Rempedaal
3. Pedaal voor
stuurverstelling
Snelheidsbegrenzer
U kunt de hendel van de snelheidsbegrenzer (Figuur 6)
naar voren brengen om de tractiesnelheid tijdens bedrijf
te beperken.
17
Figuur 6
4. Tractiepedaal
5. Snelheidsbegrenzer