9.2 Aanbrengen van de afdichting
1. Vouw de afdichting samen en plaats deze in het boorgat
(vanaf de buitenkant van de put).
2. Vouw de afdichting open zodat deze gelijkmatig in het boorgat
ligt.
3. LM50/100 afdichtingen: Trek de afdichting zodanig uit de put
dat de kraag van de afdichting rondom aansluit op de binnen-
zijde van de put.
L965 afdichtingen: Trek de afdichting zodanig uit de put dat
de kraag van de afdichting op 3 en 9 uur aansluit op de bin-
nenzijde van de put.
Zie afb. 20.
4. Smeer de binnenkant van de afdichting in met een smeermid-
del op waterbasis.
5. Maak een schuin kantje aan de instroomleiding en schuif deze
in de afdichting.
LM50/100 afdichtingen: Druk de instroomleiding door de afdich-
ting heen.
Zie afb. 18.
Om de pomp vrij uit de put te kunnen hijsen mag
N.B.
de instroomleiding nooit meer dan 5 cm buiten de
afdichting steken.
Binnenzijde put
Max. 5 cm
Afb. 18 Leiding met LM50/100 afdichting in zijaanzicht
L965 afdichtingen: Druk de instroomleiding tot aan de stootrand
in de afdichting. Zie afb. 19.
Binnenzijde
put
Afb. 19 Leiding met L965 afdichting in zijaanzicht
Binnenzijde
put
Afb. 20 Leiding met L965 afdichting in bovenaanzicht
9.3 Installatie van de pomp
Sommige putuitvoeringen worden geleverd zonder dat een pomp
is geïnstalleerd. Voor het installeren en opstarten van de pomp,
zie de installatie- en bedieningsinstructies van de pomp.
De pomp moet voorzichtig worden neergelaten in
Voorzichtig
de put om schade aan de pomp en put te vermij-
den.
9.4 Leidingwerk met flensverbindingen
Wanneer de put wordt geïnstalleerd bij een tem-
peratuur lager dan 0 ºC, draai dan alle flensbou-
N.B.
ten los en daarna weer vast wanneer de put geïn-
stalleerd is. Dit voorkomt spanning in de
leidingen.
9.5 De ketting bevestigen
In het geval dat de pompen op een voetbochtkoppeling gemon-
teerd zijn raden we aan om de ketting aan te brengen in het voor-
ste hijsoog van de hijsbeugel. Het aantal hijsogen hangt af van de
pomp.
Afb. 21 Ketting bevestigd aan de pomp.
Waarschuwing
De hijsapparatuur die wordt gebruikt voor het hij-
sen van de pomp moet geschikt zijn voor het
gewicht van de pomp en goedgekeurd zijn con-
form de plaatselijke regelgeving.
10. Pompregeling
Bij het installeren van de niveauschakelaars dient u de volgende
punten in acht te nemen:
•
Om aanzuiging van lucht en trillingen in de pomp te voorko-
men, dient de uitschakelniveauschakelaar zodanig te zijn aan-
gebracht, dat de pomp wordt uitgeschakeld voordat lucht de
pomp wordt ingezogen.
•
In geval van bedrijf met één pomp dient de inschakelni-
veauschakelaar zodanig te worden aangebracht dat de pomp
wordt ingeschakeld op het vereiste niveau; de pomp moet ech-
ter altijd worden ingeschakeld voordat het vloeistofniveau de
onderste rand van de onderste instroomleiding bereikt.
•
In geval van bedrijf met twee pompen dienen de inschakelni-
veauschakelaars zodanig te worden aangebracht dat pomp 2
wordt ingeschakeld voordat het vloeistofniveau de onderste
rand van de onderste instroomleiding naar de put bereikt, en
zodanig dat pomp 1 overeenkomstig eerder wordt ingescha-
keld.
•
De alarmschakelaar voor hoog niveau dient altijd ca. 10 cm
boven de inschakelniveauschakelaar te worden aangebracht;
het alarm dient echter wel altijd te worden gegeven voordat
het vloeistofniveau de instroomleiding bereikt.
Raadpleeg de installatie- en bedieningsinstructies van de geko-
zen pompregelaar voor verdere instellingen.
10.1 In- en uitschakelniveaus
Het effectieve buffervolume in de pompput moet zodanig groot
zijn, dat de pomp het maximaal toegestane aantal inschakelingen
per uur niet overschrijdt. Zie de installatie- en bedieningsinstruc-
ties van de pomp.
77