2
Voer in elk veld de juiste instellingen in.
Hieronder worden de instellingen beschreven die moeten worden opgegeven in het scherm met SMTP-
instellingen.
Item
SMTP-protocol
SMTP-poortnummer
SMTP-servernaam
Time-out SMTP-server
Verificatieprotocol
Verifiëren als
Aanmeldingsgebruikers-
naam
Aanmelding wachtwoord
POP voor SMTP-timeout
Testen
Groottebeperking e-mail
Adres afzender
Handtekening
Domeinbeperking
3
Klik op Verzenden.
Hiermee wordt het SMTP-protocol in- of uitgeschakeld. Het protocol moet
worden ingeschakeld om de e-mailfunctie te gebruiken.
Stel het SMTP-poortnummer in of gebruik de standaard SMTP-poort 25.
Voer het IP-adres of de naam van de SMTP-server in. De naam en het IP-adres
van de SMTP-server mogen maximaal 64 karakters lang zijn. Als u de naam
invoert, moet ook een DNS-serveradres worden geconfigureerd. Het DNS-
serveradres kan worden ingevoerd onder TCP/IP Algemeen.
Voer de standaard-time-outtijd voor de server in in seconden.
Hiermee wordt het SMTP-verificatieprotocol in- of uitgeschakeld of wordt POP
voor SMTP ingesteld als protocol. De SMTP-verificatie ondersteunt Microsoft
Exchange 2000.
Voor de verificatie heeft u de keuze uit drie POP3-accounts of u kunt een andere
account kiezen.
Wanneer Overige wordt geselecteerd bij Verifiëren als, wordt de
aanmeldingsgebruikersnaam die u hier instelt gebruikt voor de SMTP-verificatie.
De aanmeldingsgebruikersnaam mag maximaal 64 karakters lang zijn.
Wanneer Overige wordt geselecteerd bij Verifiëren als, wordt het wachtwoord dat
u hier instelt gebruikt voor de verificatie. Het wachtwoord voor aanmelding mag
maximaal 64 karakters lang zijn.
Voer hier de time-out (in seconden) in als u POP voor SMTP kiest als
verificatieprotocol.
Hiermee test u of de SMTP-verbinding met succes tot stand kan worden
gebracht.
Voer de maximumgrootte van te verzenden e-mailberichten in in kilobytes.
Wanneer de waarde 0 is, wordt de groottebeperking voor e-mail uitgeschakeld.
Voer het e-mailadres in van de persoon die verantwoordelijk is voor het apparaat,
bijvoorbeeld de apparaatbeheerder. Dit zorgt ervoor dat een antwoord of een
afleveringsfoutrapport naar een persoon wordt gestuurd in plaats van naar het
apparaat. Het adres van de afzender moet correct worden ingevoerd voor SMTP-
verificatie. Het adres van de afzender mag maximaal 128 karakters lang zijn.
Voer de handtekening in. De handtekening is vrije tekst die wordt weergegeven
aan het einde van het e-mailbericht. Deze wordt vaak gebruikt om het apparaat
verder te identificeren. De handtekening mag maximaal 512 karakters lang zijn.
Voer de domeinnamen in die kunnen worden toegestaan of geweigerd. De
domeinnaam mag maximaal 32 karakters lang zijn. U kunt ook e-mailadressen
opgeven.
2-30
Voorbereiding voor het gebruik
Beschrijving