Appendix
Problemen oplossen
Geen geluid, zelfs niet wanneer u op de pad slaat.
●
Controleer of het TRIGGER INDICATOR-lampje oplicht
wanneer u op de pad slaat. Als dat niet het geval is,
controleert u of de pads en drumtriggers (Yamaha DT20,
enzovoort) correct zijn verbonden met de
ingangsaansluitingen van de DTXTREME III. (pagina 12)
●
Is de DTXTREME III goed aangesloten op de
hoofdtelefoon of een extern audioapparaat zoals een
versterker en luidspreker? (pagina 19)
●
Is er een probleem met de kabel die u gebruikt?
●
Controleer of de voeding van het externe audioapparaat
dat is verbonden met de DTXTREME III, is ingeschakeld.
Controleer ook of het volumeniveau van het externe
audioapparaat correct is ingesteld.
●
Controleer of Pad Function is toegewezen aan de pad
waarop u slaat. De instelling van de Pad Function-
parameter kan worden gecontroleerd via de display die
u oproept met [UTILITY] → [F2] PAD → [SF2] PAD
FUNC. Als een specifieke functie is toegewezen aan de
overeenkomstige pad, wordt geen geluid geactiveerd
wanneer u op de pad slaat.
●
Controleer de instelling van de Trigger Bypass-
parameter (pagina 126) via de display die u oproept met
[UTILITY] → [F2] PAD → [SF3] TRGBYPS. Als deze
parameter is ingesteld op 'On', wordt er geen geluid
geproduceerd, ook niet als u op een pad slaat.
●
Controleer de instelling van de Local Control-parameter
(pagina 130) via de display die u oproept met [UTILITY]
→ [F5] MIDI → [SF1] SWITCH. Als deze parameter is
ingesteld op 'Off', accepteert de interne toongenerator
geen triggeringangssignalen.
Geen geluid of geluidsvolume lager dan verwacht.
●
Controleer of de volumeregelaars (pagina 31) op het
voorpaneel van de DTXTREME III goed zijn ingesteld.
●
Controleer de instelling van de Volume-parameter
(pagina 80) via de display die u oproept met [DRUM KIT]
→ [F2] VOICE → [SF2] OUT-TUNE. Als deze
parameterwaarde te laag is, stelt u een hogere waarde in.
●
Controleer de instelling van de Volume-parameter
(pagina 95) via de display die u oproept met [DRUM KIT]
→ [F6] OTHER → [SF1] COMMON. Als deze
parameterwaarde te laag is, stelt u een hogere waarde in.
●
Controleer de instelling van de Volume-parameter
(pagina 124) via de display die u oproept met [UTILITY]
→ [F1] GENERAL → [SF1] TG. Als deze
parameterwaarde te laag is, stelt u een hogere waarde in.
●
Controleer de instelling van de Gain- en Velocity Curve-
parameters (pagina 109) via de display die u oproept
met [TRIGGER] → [F3] SENS. Mogelijk wordt geen
geluid geproduceerd vanwege de instellingen in
deze display.
●
Controleer de instelling van de OutputSel-parameter
(pagina 81) via de display die u oproept met [DRUM KIT]
→ [F2] VOICE → [SF2] OUT-TUNE. Als deze parameter
is ingesteld op een andere waarde dan 'L&R+ph', wordt
het geluid van de overeenkomstige pad niet uitgevoerd
via de PHONES-aansluiting en de OUTPUT-
aansluitingen.
●
Controleer de instelling van de Attack- en Decay-
parameters (pagina 83) via de display die u oproept met
[DRUM KIT] → [F2] VOICE → [SF3] EQ-TONE. Mogelijk
wordt geen geluid geproduceerd vanwege deze
parameterinstellingen.
●
Controleer de effect- en filterinstellingen. Mogelijk wordt
geen geluid geproduceerd, in het bijzonder vanwege de
filterinstellingen.
150
DTXTREME III Gebruikershandleiding
De externe MIDI-toongenerator produceert
geen geluid.
●
Is de MIDI-kabel correct aangesloten? (pagina 20)
●
Controleer of de MIDI-zendkanalen van de
DTXTREME III overeenkomen met de MIDI-
ontvangstkanalen van de aangesloten externe MIDI-
toongeneratoren. Zie pagina 96 voor meer informatie
over de MIDI-instellingen in Drum Kit-modus. Zie
pagina 103 voor meer informatie over de MIDI-
instellingen tijdens het afspelen van een song.
●
Controleer of een specifiek druminstrument van de
externe toongenerator correct is toegewezen aan het
overeenkomstige MIDI-nootnummer (wordt gegenereerd
wanneer u op de pad slaat die is aangesloten op de
DTXTREME III). Als geen instrument is toegewezen,
wordt geen geluid geproduceerd op de externe
toongenerator, zelfs niet wanneer u op de pad slaat.
●
Controleer of de Trigger Bypass-parameter (pagina 126)
is ingesteld op 'Off' via de display die u oproept met
[UTILITY] → [F2] PAD → [SF3] TRGBYPS.
●
Controleer de instelling van de MIDI IN/OUT-parameter
(pagina 131) via de display die u oproept met [UTILITY]
→ [F5] MIDI → [SF3] OTHER. Als deze parameter is
ingesteld op 'USB', kan de DTXTREME III niet
communiceren met de externe MIDI-toongenerator die
via de MIDI-kabels is aangesloten.
Er worden onverwachte geluiden geproduceerd.
●
Controleer de instelling van de Pad Type-parameter via
de display die u oproept met [TRIGGER] → [F2] TYPE.
Als Input en Pad Type niet goed zijn gecombineerd,
kunnen onverwachte geluiden worden geproduceerd.
●
Als de externe toongenerator die via MIDI is aangesloten
op de DTXTREME III, onverwachte geluiden produceert,
controleert u of de voice-instelling voor het MIDI-kanaal
van de toongenerator dat overeenkomt met het
zendkanaal van de DTXTREME III, correct is
geconfigureerd.
●
Controleer of u de monohoofdtelefoonstekker of de
mono-pad niet hebt aangesloten terwijl het instrument
aan stond. Hierdoor wordt de randschakelaar van de
DTXTREME III geactiveerd. Schakel het instrument uit
en weer in.
Het geluid is vervormd.
●
Zijn de effectinstellingen correct? Gebruik van een effect
kan bij bepaalde instellingen vervorming veroorzaken.
●
Controleer de instelling van de Filter- en Resonance-
parameters (pagina 83) via de display die u oproept met
[DRUM KIT] → [F2] VOICE → [SF3] EQ-TONE. Mogelijk
wordt een vervormd geluid geproduceerd vanwege deze
parameterinstellingen. Bovenmatige instellingen voor
filterresonantie kunnen vervorming veroorzaken.
●
Is MASTER VOLUME zo hoog ingesteld dat clippen
optreedt?
Onjuiste of onverwachte toonhoogte.
●
Controleer de instelling van de Tune-parameter
(pagina 124) via de display die u oproept met [UTILITY]
→ [F1] GENERAL → [SF1] TG. Als deze parameter is
ingesteld op een andere waarde dan '0', kunnen
onverwachte geluiden worden geproduceerd.
●
Controleer de instelling van de Tune-parameter
(pagina 80) via de display die u oproept met [DRUM KIT]
→ [F2] VOICE → [SF2] OUT-TUNE. Als deze parameter
is ingesteld op een andere waarde dan '0', kunnen
onverwachte geluiden worden geproduceerd.