nitialisatie
verkleind tot er een stabiel gedrag van de
klepstandsteller is ontstaan.
Nulpuntscorrectie
Wanneer het proces het toelaat, moet ten
slotte een nulpuntsinregeling conform par.
5.9 op blz. 49 worden uitgevoerd.
Opgelet!
De regelaar stuurt daarbij zelfstandig naar
het nulpunt.
5.7 Inbedrijfname via locale inter-
face (SSP)
De klepstandsteller moet met minimaal
4 mA worden gevoed.
Via de lokale interface SERIAL INTERFACE
en de Serial-Interface-Adapter bestelnr.
1400-7700 kan de klepstandsteller direct
worden verbonden met de PC.
De bedieningssoftware is TROVIS-VIEW
met geïnstalleerde apparaatmodule 3730-
2. Alle parameters kunnen via de software
worden benaderd.
Ga voor de inbedrijfname en de instelling
te werk zoals onder par. 5.1 t/m 5.6 staat
beschreven.
B 8384-2 NL
48
5.8 Storing
ij een storing verschijnt linksboven in het
display het storingsmeldsymbool
ovendien wordt bij veel storingen een sig-
naal via het storingsmeldcontact uitgestuurd
(zie foutcodelijst).
Door het verdraaien van de
code 50 en hoger kunnen foutcodes wor-
den opgevraagd.
Met de betreffende foutcode verschijnt in
het display ook Err.
De oorzaak van de fout en oplossingen
voor herstel vindt u in de codelijst in hoofd-
stuk 8 vanaf blz. 55.
S
Na het optreden van een foutcode moet
eerst worden geprobeerd deze als volgt te
bevestigen.
Vrijgave voor configuratie:
- draaien
Code 3,
→
- draaien
ON,
→
- draaien, tot het cijfer van de foutcode
is bereikt, dan
-knop ter bevestiging indrukken.
Wanneer de fout opnieuw optreedt, oplos-
singen in de foutcodelijst lezen.
.
-knop naar
Aanwijzen van een
foutcode
- indrukken,
- indrukken.