Elektrische aansluitingen
3.2Elektrische aansluitingen
Bij de elektrische installatie moeten
de geldende elektrotechnische voor-
schriften en de nationale veiligheids-
voorschriften worden aangehouden.
Voor de montage en installatie in ex-
plosiegevaarlijke omgeving geldt de
EN 60079-14: 1997; VDE 0165
deel 1/8.98 Elektrische bedrijfsmid-
delen voor gasexplosiegevaarlijke
omgevingen en de EN 50281-1-2:
VDE 0165 deel 2/ 11.99 elektri-
sche bedrijfsmiddelen voor gebruik
in omgeving met brandbaar stof.
Voor intrinsiekveilige elektrische be-
drijfsmiddelen, die conform de richt-
lijn 79/196/ EWG zijn gecertifi-
ceerd, gelden voor de aansluiting
van het intrinsiekveilige circuit de
specificaties op het conform-
iteitscertificaat.Voor intrinsiekveilige
elektrische bedrijfsmiddelen, die con-
form de richtlijn 94/9/ EG zijn ge-
+81 -82
24 V DC
Magneetventiel
⋅
ig. 15
Elektrische aansluitingen
B 8384-2 NL
32
+11 -12
+83 -84
mA
Storingsmel-
stelsignaal
ding
certificeerd, gelden voor de aanslui-
ting van de intrinsiekveilige circuits
de specificaties van de EG-typebe-
proeving.
Opgelet: de in het certificaat gege-
ven klemmenbezetting moet onvoor-
waardelijk worden aangehouden.
Verwisselen van de elektrische aan-
sluitingen kan tot opheffing van de
explosieveiligheid leiden!
De kabels voor de gewenste waarde moe-
ten op de behuizingsklemmen 11 en 12
worden aangesloten. Een algemene aanslui-
ting aan een potentiaalvereffeningsader is
niet nodig. Wanneer toch aansluiting hier-
van moet worden uitgevoerd dan kan de po-
tentiaalvereffening intern in de klepstandstel-
ler worden aangesloten.
Opmerking!
De kleinste toegestane gewenste waarde
van 3,8 mA mag niet worden onderschre-
den.
A3
A2
+51 -52
+41 -42
Schakelversterker
conform EN 60947-5-6
Eindcontacten
A2
Software
Software of
inductief
A1
G
+31 -32
A
2-draads meetverster-
A1
ker- voedingsapparaat
voor de standmelder