Bedienings- en installatiehandleiding │ Pro Thermetic │ Kookketel PBEN-E
4.7
ELEKTRISCHE AANSLUITING
Bij ieder apparaat is een apparaatspecifiek elektrisch schakelschema gevoegd. Uit dit schema kunnen de technische
gegevens (elektrisch vermogen, spanning, stroomsterkte, enz.) worden afgelezen. Er moet worden gecontroleerd of de
netspanning overeenkomt met de spanning die is aangegeven op het typeplaatje.
Let op:
•
Voor de aansluiting van de aarddraad en de beveiliging van de apparaten moeten ter plekke de juiste
voorzorgsmaatregelen worden getroffen.
•
Het apparaat moet op de aangegeven plek worden aangesloten op een potentiaalvereffeningssysteem met een
draaddoorsnede van ten minste 10 mm². Gebruik daarvoor de gemarkeerde aansluitbouten.
Bij een bloksgewijze opstelling moeten alle apparaten als potentiaalvereffening met elkaar worden verbonden.
Het apparaat is bedoeld om te worden aangesloten op vaste leidingen.
•
Als het apparaat direct op een muursokkel wordt gemonteerd, moet de elektriciteitsvoorziening op de voorgeschreven
plek worden aangebracht. De beschermingsbuis mag niet uit de sokkel steken. Als een CNS-sokkel wordt gebruikt,
mag de beschermingsbuis niet meer dan 10 cm uit de bodem steken.
•
Na de installatie moet de bescherming tegen aanraking van onder spanning staande en gebruiksgeïsoleerde delen
worden gezekerd.
•
Aan de kant van de installatie moet een universele veiligheidsvoorziening worden aangebracht met een
contactopeningsafstand van minstens 3 mm.
•
Indien veiligheidsschakelaars voor stroomuitval worden gebruikt, dan moeten deze worden gevoed met een nominale
uitschakelstroom van ten minste> 30 mA.
•
Bij het gebruik van veiligheidsschakelaars voor stroomuitval (bij bestaande veiligheidsschakelaars en bij nieuwe
installaties) mag in combinatie met deze apparaten alleen een impulsgevoelige veiligheidsschakelaar voorgeschakeld
zijn.
De wisselstroomvoorziening van de apparaten moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
•
Max. spanningsschomelingen ± 10%
•
Max. frequentieschomelingen ± 1% (continu) of ± 2% (kortstondig).
De harmonische vervorming, de fase-onbalans van de draaistroomvoorziening, de spanningsimpulsen, stroomuitvallen,
spanningsonderbrekingen en andere elektrische eigenschappen moeten aan de eisen van onderdeel 4.3.2 van de norm
EN 60204-1 (IEC 60204-1) voldoen.
LET OP!
Het apparaat moeten beveiligd zijn tegen overbelastingsstromen (kortsluitingen en overbelastingen),
door vastgestelde zekeringen en foutstroomschakelaars.
Houd u voor de contactbescherming (afhankelijk van de soort stroomvoorziening en aardaansluiting aan het
potentiaalvereffeningsbeveiligingscircuit) aan onderdeel 6.3.3 van de norm EN 60204-1 (IEC 60204-1); hierbij
moet een veiligheidsinrichting worden gebruikt die automatisch de spanningsvoorziening bij een defect van de
isolatie van TN- of TT-systemen onderbreekt; voor IT-systemen, de toepassing van een isolatiebeveiliging
of differentiaalstroomveiligheidsvoorziening voor de automatische stroomonderbreking (als er geen
veiligheidsvoorziening voor de onderbreking van de stroomvoorziening aanwezig is, in geval van een storing
van de aarding, moet een isolatiebeveiliging worden aangebracht voor het aangeven van een storing aan een
actief onderdeel naar de massa of aarde. Deze voorziening moet totdat de storing is opgelost een akoestisch
en/of visueel signaal geven.)
Voorbeeld: in een TT-systeem moet voor de netaansluiting een foutstroomschakelaar met uitschakelstroom
(bijvoorbeeld 30 mA) worden geïnstalleerd, die op de aardingsvoorziening van het gebouw, waar het apparaat
wordt geplaatst, is afgestemd.
Het niet in acht nemen van de vooraf genoemde instructies leidt tot het vervallen van de productgarantie,
die de fabrikant op de apparaten en/of mogelijke defecten of gebreken van de apparaten geeft.
Bij een aansluiting van de PK/EO is het mogelijk dat er externe spanning op de klemmen staat!
4.7.1
Aansluitklemmen
A = netaansluiting
G = Uitgangen van het apparaat
NL │ 01-2020
87.8060.01
24