Operators moeten gehoorbescherming dragen bij het in bedrijf stellen van de positioner
Opmerking: Bij de inbedrijfstelling moeten de op het typeplaatje aangegeven gegevens over de elektrische
voeding en de toevoerluchtdruk in acht worden genomen.
Let op
Gevaar voor letsel door verkeerde parameterwaarden!
Verkeerde parameterwaarden kunnen ertoe leiden dat de klep onverwacht in beweging komt. Dit kan leiden tot
processtoringen en verwondingen tot gevolg hebben.
-
Voordat een klepstandsteller, die eerder op een andere locatie in gebruik is geweest, opnieuw in gebruik wordt
genomen, moet het apparaat altijd worden teruggezet op de fabrieksinstellingen.
-
Start nooit de automatische afstelling voordat de fabrieksinstellingen zijn hersteld!
4.1 Inbedrijfstelling van de klepstandsteller
1.
Open de pneumatische voeding.
2.
Schakel de elektrische voeding in en voer het ingestelde signaal 4 tot 20 mA in.
3.
Controle van de mechanische montage:
-
Houd MODE ingedrukt; druk bovendien op PIJLTJE OMHOOG of PIJLTJE OMLAAG tot bedrijfsmodus 1.3
(handmatige afstelling in het meetbereik) wordt weergegeven. MODE lossen.
-
Druk op PIJLTJE OMHOOG of PIJLTJE OMLAAG om de servomotor in de mechanische eindpositie te
brengen; controleer de eindposities; de draaihoek wordt in graden weergegeven; voor de
hogesnelheidsmodus drukt u PIJLTJE OMHOOG of PIJLTJE OMLAAG tegelijkertijd in.
Opmerking! Raadpleeg het parametreringsdocument IM-S51-07 voor meer informatie voor handmatige installatie.
4.2 Aanbevolen draaihoekbereik
Lineaire servomotoren
Roterende servomotoren
Minimale hoek
4.
Voer standaard automatische afstelling uit in overeenstemming met standaard automatische afstelling.
De inbedrijfstelling van de klepstandsteller is nu voltooid en het apparaat is gereed voor gebruik.
38
4. Inbedrijfstelling
SP7-10, SP7-11 en SP7-12 Intelligente klepstandsteller
−28 tot 28°
−57 tot 57°
25°
IM-P706-02-NL CTLS-UKn-05