3.1.8 Koppeling klepstandsteller
(1) Koppeling vergroten
(2) Koppeling verkleinen
Fig. 9
De schaal op de hendel geeft de koppelingspunten voor de verschillende slagbereiken van de klep aan.
Beweeg de bout met de volgpen in het langwerpige gat van de hendel om het slagbereik van de klep aan te passen
aan het werkbereik voor de positiesensor.
Door het koppelingspunt naar binnen te verplaatsen, wordt de draaihoek van de sensor groter. Door het
koppelingspunt naar buiten te verplaatsen, wordt de draaihoek van de sensor kleiner.
Stel de slag van de servomotor zo in dat een zo groot mogelijke draaihoek (symmetrisch rond de middelste stand)
op de positiesensor wordt benut.
Aanbevolen bereik voor lineaire servomotoren: −28 tot 28°
Minimale hoek: 25°
Opmerking Controleer na de montage of de klepstandsteller binnen het meetbereik werkt.
3.1.9 Positie van de aandrijfbout
De aandrijfbout voor het bewegen van de hendel van de potentiometer kan vast op de hendel zelf of op de klepsteel
worden gemonteerd. Afhankelijk van de montagemethode voert de aandrijfbout bij het bewegen van de klep een
cirkelvormige of een lineaire beweging uit ten opzichte van het draaipunt van de hendel van de potentiometer.
Selecteer de gekozen boutpositie in het HMI-menu om een optimale linearisatie te garanderen. De standaardinstelling
is de aandrijfbout op de hendel
SP7-10, SP7-11 en SP7-12 Intelligente klepstandsteller
17
IM-P706-02-NL CTLS-UKn-05