[2‑49]
1
Wanneer de buitenunit hoger dan de
binnenunits is geïnstalleerd en het
hoogteverschil tussen de laagste binnenunit en
de buitenunit meer dan 50 m bedraagt, moet
de instelling [2‑49] op 1 worden ingesteld.
[2‑58]
Onderhoudscyclus voor BS-unit AFR controle (1 jaar=365 dagen)
[2‑58]
0
Reset timer
1
1 jaar
2
2 jaar
5 (standaard)
5 jaar
10
10 jaar
[2‑60]
Instelling supervisor-afstandsbediening. De stroom moet worden
gereset om deze instelling op te slaan.
systeemlay-out" [ 4 22] voor meer details over de
Zie
"13.2 Vereisten
supervisor-afstandsbediening of raadpleeg de montagehandleiding
en de uitgebreide handleiding voor de gebruiker van de
afstandsbediening.
[2‑60]
0 (standaard)
Geen supervisor-afstandsbediening
aangesloten op het systeem
1
Supervisor-afstandsbediening aangesloten op
het systeem
[2‑65]
Intervaltijd automatische lekdetectie.
Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑88].
[2‑65]
Tijd tussen automatische lekdetectie
0 (standaard)
1
2
3
4
5
6
[2‑88]
Activering automatische lekdetectie.
Activeer
deze
instelling
lekdetectiefunctie wilt gebruiken. Activeer instelling [2‑88] om de
automatische lekdetectie uit te voeren, afhankelijk van de ingestelde
waarde van de instelling. De tijd voor de volgende automatische
koelmiddellekdetectie hangt af van instelling [2‑65]. De automatische
lekdetectie wordt uitgevoerd in [2‑65] dagen.
Na elke automatische lekdetectie blijft het systeem stilstaan tot het
wordt herstart door een handmatig thermo ON-verzoek of door de
volgende geprogrammeerde actie.
[2‑88]
0 (standaard)
Geen lekdetectie gepland.
1
Lekdetectie gepland één keer in [2‑65] dagen.
2
Lekdetectie gepland elke [2‑65] dagen.
REMA5+REYA8~20A7Y1B
VRV 5 warmteterugwinning
4P684060-1 – 2022.02
Beschrijving
Beschrijving
Beschrijving
[dagen]
365
180
90
60
30
7
1
wanneer
u
de
automatische
Beschrijving
18.2
Gebruik van de lekdetectiefunctie
18.2.1
Over de automatische lekdetectiefunctie
De (automatische) lekdetectiefunctie is niet standaard geactiveerd;
zij kan alleen werken nadat de extra hoeveelheid koelmiddel in het
systeem is ingevoerd (zie [2‑14]).
De lekdetectiefunctie kan worden geautomatiseerd. Stel de
intervaltijd of de tijd tot de volgende automatische lekdetectie in met
behulp van parameter [2‑88]. Parameter [2‑88] bepaalt of de
lekdetectie één keer (binnen [2‑65] dagen) of intermitterend, met een
interval van [2‑65] dagen, wordt uitgevoerd.
Voor de lekdetectiefunctie moet de bijgevulde hoeveelheid
koelmiddel onmiddellijk na het beëindigen van het vullen worden
ingevoerd. Dit moet worden ingevoerd vóór het proefdraaien.
OPMERKING
Als een verkeerde waarde voor de bijgevulde hoeveelheid
koelmiddel wordt ingevoerd, zal de lekdetectiefunctie
minder nauwkeurig werken.
INFORMATIE
▪ De
gewogen
en
hoeveelheid koelmiddel (niet de totale hoeveelheid
koelmiddel in het systeem) moet worden ingevoerd.
▪ De lekdetectiefunctie kan niet worden gebruikt wanneer
het hoogteverschil tussen binnenunits ≥50/40 m is.
19
Inbedrijfstelling
OPMERKING
Algemene controlelijst inbedrijfstelling. Behalve de
instructies voor de inbedrijfstelling in dit hoofdstuk, staat er
ook een algemene controlelijst voor de inbedrijfstelling op
het Daikin Business Portal (aanmelden vereist).
Deze algemene controlelijst voor de inbedrijfstelling is een
aanvulling op de instructies in dit hoofdstuk en kan worden
gebruikt als leidraad en sjabloon voor rapportage bij de
inbedrijfstelling en de overdracht aan de gebruiker.
Na de installatie en wanneer de lokale instellingen zijn ingesteld
moet de installateur de goede werking controleren. Hiervoor MOET
het systeem proefdraaien volgens de hierna beschreven procedures.
19.1
Voorzorgsmaatregelen bij de
inbedrijfstelling
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik IN om
de carterverwarming van stroom te voorzien en de
compressor te beschermen.
Tijdens het proefdraaien starten de buitenunit en de binnenunits op.
Controleer of voorbereidingen van alle binnenunits voltooid zijn
(lokale leidingen, elektrische bedrading, ontluchten, ...). Zie de
montagehandleiding van de binnenunits voor meer informatie.
19.2
Controlelijst voor de
inbedrijfstelling
1 Controleer na de installatie van de unit de hierna vermelde
punten.
2 Sluit de unit.
3 Schakel de unit in.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
19 Inbedrijfstelling
reeds
genoteerde
bijgevulde
47