17 Elektrische installatie
b
Interne transmissiebedrading (Q1/Q2)
c
Plastic beugel
d
Kabelbinder (lokaal te voorzien)
e
P-klem voor aarding kabelafscherming
Bevestig op de aangegeven plastic beugels met behulp van het
lokaal te voorziene klemmateriaal.
De bedrading voor F1/F2 transmissie tussen binnenunits moet
afgeschermd zijn. De afscherming is geaard door middel van een
metalen P-klem (e). Strip de isolatie tot aan de afschermlaag, om
volledig contact van de aarding met de afscherming te verkrijgen.
17.4
Transmissiebedrading aansluiten
De bedrading van de binnenunits moet worden aangesloten op de
klemmen F1 / F 2 (In-Out) op de printplaat in de buitenunit.
Aanhaalmoment voor de schroeven van de klemmen van de
transmissiebedrading:
Schroefmaat
M3,5 (A1P)
a
1
TO
TO
TO
MULTI
IN/D
OUT/D
UNIT
F1 F2 F1 F2
Q1 Q2
b
1
INDOOR
INDOOR
INDOOR
INDOOR
OUT-
UNIT
UNIT
UNIT
UNIT
DOOR
A
B
C
D
UNIT
F1 F2 F1 F2 F1 F2 F1 F2
F1 F2 F1 F2
F1 F2
F1 F2
F1 F2
a1
Unit A (master-buitenunit)
a2
Unit B (slave-buitenunit)
b1
BS-unit 1
b2
BS-unit 2
c
Binnenunit
d
Transmissie buitenunit/ander systeem (F1/F2)
▪ De bedrading tussen de buitenunits in hetzelfde leidingsysteem
moet worden aangesloten op de klemmen Q1/Q2 (Out Multi). Als
de draden op de klemmen F1/F2 worden aangesloten, zal het
systeem slecht werken.
▪ De bedrading voor de andere systemen moet worden aangesloten
op de klemmen F1/F2 (Out-Out) van de printplaat in de buitenunit
waarop de bedrading tussen de binnenunits is aangesloten.
▪ De basisunit is de buitenunit waarop de onderlinge bedrading
tussen de binnenunits is aangesloten.
17.5
Transmissiebedrading voltooien
Omwikkel de transmissiebedrading na de installatie, samen met de
lokale koelmiddelleidingen met behulp van afwerkingstape, zoals
hierna afgebeeld.
a
f
b
c
d
e
a
Vloeistofleiding
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
42
Aanhaalmoment [N•m]
0,8~0,96
a
2
TO
TO
TO
MULTI
IN/D
OUT/D
UNIT
F1 F2 F1 F2 Q1 Q2
d
b
2
OUT-
BS
BS
DOOR
UNIT
UNIT
UNIT
F1 F2 F1 F2
c
F1 F2
a
d
b
Gasleiding
c
Hogedruk-/lagedrukgasleiding
d
Afwerkingstape
e
Transmissiebedrading (F1/F2)
f
Isolatie
17.6
Elektrische voeding routeren en
bevestigen
De voedingsbedrading kan via de voorkant en de linkerkant worden
geleid. Maak ze vast aan het onderste montagegat.
5~12 HP
X1M
A
c
b
a
A
a
Voeding (mogelijkheid 1)
b
Voeding (mogelijkheid 2)
c
Voeding (mogelijkheid 3)
d
Kabelbinder
(a)
Uitbreekopening vrijmaken. Sluit de opening af om te
voorkomen dat kleine dieren of vuil binnendringen.
17.7
Voeding aansluiten
De voedingskabel MOET met een lokaal voorziene klem op de
beugel worden bevestigd om te voorkomen dat er externe krachten
op de aansluitklem worden uitgeoefend. De groen en geel
gestreepte draad MAG ALLEEN worden gebruikt voor de aarding.
14~20 HP
a
c
b
d
a
Voeding (380~415 V, 3N~ 50 Hz)
b
Zekering
c
Aardlekbeveiliging
d
Aardingskabel
e
Klemmenstrook voeding
f
Sluit elke stroomdraad aan: RED op L1, WHT op L2, BLK
op L3 en BLU op N
g
Aardingsdraad (GRN/YLW)
h
Kabelbinder
i
Schotelring
14~20 HP
X1M
d
d
A
d
c
b
a
(a)
(a)
(a)
. Gebruik een mantelbuis.
e
f
g
i
j
h
REMA5+REYA8~20A7Y1B
VRV 5 warmteterugwinning
4P684060-1 – 2022.02
d
d