6 Werking
▪ Deze stand is niet mogelijk bij een lage kamertemperatuur
(<20°C).
6.3.2
Gebruik van het
ontvochtigingsprogramma
Starten
1 Druk enkele keren op de keuzeknop voor de werkingsstand op
de gebruikersinterface en selecteer
2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Resultaat: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te
werken.
3 Druk op de instelknop voor de luchtstroomrichting (alleen voor
dubbelstroom,
multi-stroom,
wandmontage). Zie
"6.4 Luchtstroomrichting
voor meer informatie.
Stoppen
4 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface.
Resultaat: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt.
OPMERKING
Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is
gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.
6.4
Luchtstroomrichting instellen
Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van de gebruikersinterface.
6.4.1
Over de luchtstroomklep
Dubbelstroomunits+multi-stroomunits
Hoekunits
Units voor plafondmontage
Units voor muurmontage
In de volgende gevallen wordt de luchtstroomrichting gestuurd door
een microcomputer, en kan zij verschillen van de instelling op het
display.
Koelen
▪ Wanneer
de
kamertemperatuur lager is dan
de ingestelde temperatuur.
▪ Bij continue werking met horizontale luchtstroomrichting.
▪ Tijdens continue werking met neerwaartse luchtstroom bij het
koelen met een aan het plafond opgehangen of tegen de muur
gemonteerde unit, kan de microcomputer de luchtstroomrichting
sturen,
en
verandert
gebruikersinterface.
De luchtstroomrichting kan op één van de volgende manieren
worden ingesteld:
▪ De stand van de luchtstroomklep wordt automatisch ingesteld.
▪ De gebruiker stelt de luchtstroomrichting in.
▪ Automatische
en gewenste stand
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
16
(ontvochtigen).
hoek,
plafondmontage
instellen" [ 4 16]
Verwarmen
▪ Bij het starten.
▪ Als
de
kamertemperatuur
hoger is dan de ingestelde
temperatuur.
▪ Bij het ontdooien.
ook
de
aanduiding
op
.
WAARSCHUWING
Raak NOOIT de luchtuitlaat of horizontale kleppen aan
terwijl de draaiklep in werking is. Uw vingers kunnen
geklemd geraken of de unit kan onklaar geraken.
OPMERKING
▪ Het draaibereik van de klep kan worden veranderd.
Neem contact op met uw dealer voor meer informatie.
(alleen
voor
plafondmontage en wandmontage).
▪ Gebruik de klep bij voorkeur niet in de horizontale
stand
afzetten op het plafond of op de klep.
en
6.5
Master-gebruikersinterface
instellen
6.5.1
Over master-gebruikersinterface instellen
a
b
c
c
d
d
a
Buitenunit
b
Aftakkeuze-unit (BS)
c
VRV DX-binnenunit
d
Gebruikersinterface
Wanneer het systeem is geïnstalleerd zoals in de afbeelding
hiervoor, dan moet – voor elk subsysteem – één van de
gebruikersinterfaces als hoofdgebruikersinterface worden ingesteld.
Op de displays van de slave-gebruikersinterfaces staat
(omschakeling onder gecentraliseerde besturing) en de slave-
gebruikersinterfaces volgen automatisch de door de master-
gebruikersinterface bepaalde bedrijfsstand.
Verwarmen of koelen selecteren kan alleen met de master-
gebruikersinterface.
6.5.2
Gebruikersinterface als master instellen
1 Druk 4 seconden op de keuzeknop voor de werkingsstand van
de actuele master-gebruikersinterface. Als deze procedure nog
niet was uitgevoerd, dan kunt u ze uitvoeren op de als eerste
gebruikte gebruikersinterface.
Resultaat: Het display met
gecentraliseerde besturing) van alle op dezelfde buitenunit
aangesloten slave-gebruikersinterfaces knippert.
2 Druk op de keuzeknop voor de werkingsstand van de controller
die u als master-gebruikersinterface wilt instellen.
Resultaat: De instelling is voltooid. Deze gebruikersinterface is
de
ingesteld
als
(omschakeling onder gecentraliseerde besturing) verdwijnt van
het display. Op de displays van de andere gebruikersinterfaces
staat
(omschakeling onder gecentraliseerde besturing).
dubbelstroom,
multi-stroom,
. Anders kan er zich vocht of stof gaan
b
c
c
d
d
(omschakeling onder
master-gebruikersinterface
REMA5+REYA8~20A7Y1B
VRV 5 warmteterugwinning
4P684060-1 – 2022.02
hoek,
en