Storing
3. De pompcapaciteit
is onvoldoende.
4. Overdruk in
systeem.
5. U kunt de pomp
resetten, maar
deze draait slechts
een paar secon-
den.
6. U kunt de pomp
resetten, maar
deze wordt her-
haaldelijk gestart,
onmiddellijk na te
zijn gestopt.
Oorzaak
a) De voordruk van de pomp is te
-
-
laag
b) De pomp is te klein.
-
c) De aanzuigleiding, de inlaatzeef
-
-
of de pomp is gedeeltelijk ver-
stopt door verontreinigingen.
d) Lekkage in de aanzuigleiding
-
-
e) Lucht in de aanzuigleiding of
-
-
pomp
f)
De vereiste uitlaatdruk is te laag
-
-
voor de installatie
g) De maximale temperatuur is over-
Ja
schreden en de pomp draait met
verminderde capaciteit
a) Het setpoint is te hoog ingesteld.
Het verschil tussen de uitlaatdruk
en de inlaatdruk mag niet groter
zijn dan 4 baar (58 psi).
Ja
Voorbeeld: Als de vereiste uit-
laatdruk 5 bar (73 psi) is, moet de
minimale voordruk 1 bar (14,5
psi) bedragen.
b) De maximale druk is overschre-
Ja
den - de voordruk is hoger dan 6
bar, 0,6 MPa (87 psi)
c) De maximale druk is overschre-
den. Apparatuur elders in het
systeem veroorzaakt een hoge
Ja
druk bij de pomp (bijv. warmwa-
tertoestel of defecte beveiligings-
apparatuur)
a) Drooglopen of laagwater
Ja
b) De aanzuigleiding is verstopt door
Ja
verontreinigingen
c) De voetklep of terugslagklep zit
Ja
vast in gesloten positie
d) Lekkage in de aanzuigleiding
Ja
e) Lucht in de aanzuigleiding of
Ja
pomp
a) De interne terugslagklep is defect
Nee
of geblokkeerd in volledig of
gedeeltelijk open positie.
b) De voordruk van het vat is niet
Nee
juist.
Oplossing
Controleer de voordruk van de pomp.
Vervang de pomp door een grotere
pomp.
Reinig de aanzuigleiding of de pomp.
Repareer de aanzuigleiding.
Ontlucht de aanzuigleiding en de
pomp.
Controleer de voordruk van de pomp.
Verhoog de uitlaatdruk (pijl omhoog).
Controleer de koelomstandigheden.
Bescherm de pomp tegen direct zon-
licht of hittebron in de buurt.
Verlaag het setpoint tot 4 bar (58 psi)
+ positieve inlaatdruk.
Controleer de voordruk.
Controleer de installatie.
Controleer de voedingsbron en zuig
de pomp aan.
Reinig de aanzuigleiding.
Reinig, repareer of vervang de voet-
of terugslagklep.
Repareer de aanzuigleiding.
Ontlucht de aanzuigleiding en de
pomp. Controleer de voordruk van de
pomp.
Reinig, repareer of vervang de terug-
slagklep.
Stel de voordruk van het vat af op 70
% van de vereiste uitlaatdruki.
13