Om fouten te voorkomen, moet de papierinstelling in de printer overeenkomen met die in de driver.
●
Stel in de software de marges in op ten minste 6,4 mm vanaf de randen van het materiaal.
●
Voorbedrukt papier
Volg deze richtlijnen wanneer u voorbedrukt papier gebruikt.
Bij het plaatsen van voorbedrukt papier moet de bedrukte zijde naar boven gericht zijn en mag de rand aan de
voorkant niet zijn omgekruld. Als u problemen ondervindt met het invoeren van papier, draait u het papier om.
Afbeelding 3-3
Tips voor het plaatsen van voorbedrukt papier:
Voordat u voorbedrukt papier plaatst, moet u controleren of de inkt op het papier droog is. Tijdens het
●
fuseerproces kan natte inkt van voorbedrukt papier loskomen, waardoor de afdrukkwaliteit vermindert.
Het voorbedrukte papier moet zijn afgedrukt met hittebestendige inkt die niet smelt, niet verdampt of geen
●
schadelijke emissies laat vrijkomen bij blootstelling aan de fuseertemperatuur van de printer (ongeveer
170°C 338°F) gedurende 0,1 seconde.
De inkt van voorbedrukt papier mag niet-ontvlambaar zijn en mag de printerrollen niet negatief
●
beïnvloeden.
OPMERKING:
afdrukkwaliteit, meer papierstoringen en vroegtijdige slijtage van de printer.
Het papierformaat en de papiersoort instellen
Na het plaatsen van papier in de papierlade, stelt u het papierformaat en de papiersoort in met behulp van de
knoppen op het bedieningspaneel.
Om fouten te voorkomen, moet de papierinstelling in de printer overeenkomen met die in de driver.
26
Hoofdstuk 3 Papierladen
Voorbedrukt papier plaatsen
Papier of afdrukmateriaal dat niet aan de volgende richtlijnen voldoet, kan leiden tot een slechte