Bediening van het voertuig
7
Rijomstandigheden
ACHTERUIT
WAARSCHUWING
Vóór het achteruit rijden:
• Lees en volg alle veiligheidsstickers en -informatie op het voertuig.
• Leer hoe u het voertuig correct en veilig kunt bedienen.
• Zorg ervoor dat u begrijpt hoe alle bedieningselementen, indicatoren, displays en meters van
het voertuig werken.
• Controleer of alle passagiers zitten en de handgrepen of leuningen gebruiken. De bestuurder
moet beide handen aan het stuur houden.
• Controleer of de voorwielen in de rijrichting staan.
• Zorg ervoor dat er zich geen obstakels in het pad van het voertuig bevinden.
• De contactsleutel staat op ON.
• Het voertuig staat volledig stil.
Om het voertuig achteruit te bewegen:
1.
Zet de Forward/Neutral/Reverse-regelaar (FNR) op R. Controleer of de multifunctionele zoemer
werkt.
2.
Ontgrendel de parkeerrem.
3.
Duw het gaspedaal langzaam in.
LANGZAAM RIJDEN OF STOPPEN
1.
Laat het gaspedaal los.
2.
Duw het rempedaal in.
HET VOERTUIG PARKEREN
1.
Stop het voertuig.
2.
Schakel de parkeerrem in om te voorkomen dat het voertuig beweegt.
3.
Zet de Forward/Neutral/Reverse-regelaar (FNR) op N.
4.
Draai de sleutel naar OFF.
5.
Verwijder de sleutel. Bewaar de sleutel op een veilige plaats.
RIJOMSTANDIGHEDEN
ONVERHARDE OPPERVLAKKEN
Voorzorgsmaatregelen bij het rijden op onverharde of slechte oppervlakken:
• Verlaag de voertuigsnelheid.
Pagina 54
ALS U DE RIJSNELHEID NIET VERLAAGT BIJ HET
ACHTERUITRIJDEN, KAN DIT EIDEN TOT MATERIËLE SCHADE,
ERNSTIG PERSOONLIJK LETSEL OF DE DOOD. VERLAAG DE
VOERTUIGSNELHEID IN DE ACHTERUITVERSNELLING EN
VOORKOM PLOTSELING STOPPEN.
CARRYALL 100 ELECTRIC
Gebruikershandleiding
TPCC01FC00NL019 (Editie A)