8.3 Overige gevallen van storing
Andere storingen in de pomp die niet worden
herkend door de regeleenheid.
Storingen
De pomp loopt, maar transporteert niet
De pomp vibreert
De pomp levert niet voldoende druk
Het debiet is onregelmatig
In de bedrijfssituatie "Constante druk"
stopt de pomp bij nuldebiet niet
GEVAAR! Gevaar voor letsel!
De vloeistof is giftig, bijtend of gevaarlijk voor
de mens.
• Neem onmiddellijk contact op met de dealer.
• Reinig de pomp zo dat er geen gevaar bestaat
voor de monteur.
9. Reserveonderdelen
De bestelling van reserveonderdelen vindt plaats via
regionale dealers en/of de servicedienst van Wilo.
Vermeld om vragen of verkeerde bestellingen te
voorkomen a.u.b. bij de bestelling alle gegevens
van het typeplaatje.
WILO SE 04/2016
Oorzaken
De pomp loopt niet snel genoeg.
Inwendige elementen zijn door vreemde
voorwerpen verstopt.
Aanzuigleiding verstopt.
Lucht in de aanzuigleiding.
Aanzuigdruk te laag, meestal gecom-
bineerd met cavitatiegeluiden.
Onvoldoende bevestiging op de
pompsokkel.
Pomp verstopt door vreemde voorwerpen. Pomp demonteren en reinigen.
Pomp loopt stroef.
Motorsnelheid onvoldoende.
Motor is defect.
Slechte vulling van de pomp.
De ontluchtingsplug is niet correct vast-
gedraaid.
Aanzuighoogte (Ha) niet aangehouden.
De aanzuigleiding heeft een kleinere
diameter dan de pomp.
De zuigkorf en de aanzuigleiding zijn
gedeeltelijk verstopt.
In de bedrijfssituatie "Constante druk" is
de druksensor niet correct aangepast.
De terugslagklep is niet dicht.
De terugslagklep is niet correct gedi-
mensioneerd.
Het drukreservoir heeft onvoldoende
capaciteit voor de bestaande installatie.
• Gebruik alleen originele reserveonderdelen.
Oplossing
Correcte instelling van de gewenste
waarde controleren (conformiteit met
de gewenste waarden).
Pomp demonteren en reinigen.
Gehele leiding reinigen.
Dichtheid van de gehele leiding tot aan
de pomp controleren en afdichten.
Te groot verlies bij het aanzuigen of aanzu-
ighoogte te hoog (NPSH van de geïnstalle-
erde pomp en de gehele installatie contro-
leren).
Schroeven en bouten van de bevestiging
controleren en evt. vastdraaien.
Controleren of de pomp zonder abnor-
male weerstand kan worden gedraaid.
Correcte instelling van de gewenste
waarde controleren.
Motor vervangen.
Ontluchting openen en net zo lang ontluch-
ten tot er geen luchtbellen meer uitkomen.
Controleren en correct vastdraaien.
De inbouwvoorwaarden en -adviezen in
deze inbouw- en bedieningsvoorschriften
controleren.
De aanzuigleiding moet minimaal
dezelfde diameter hebben als de aanzui-
gopening van de pomp.
Demonteren en reinigen.
Een sensor met correcte druk- en nau-
wkeurigheidsverdeling monteren, zie
<hoofdstuk 4.4>.
Reinigen of vervangen.
Door een correct gedimensioneerde
terugslagklep vervangen, zie <hoofdstuk
4.4>.
Vervangen of een extra reservoir inbou-
wen.
VOORZICHTIG! Gevaar voor materiële schade!
Het correcte bedrijf van de pomp is alleen
bij gebruik van originele reserveonderdelen
gewaarborgd.
Technische wijzigingen voorbehouden!
Nederlands
87