NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Patroonnummer
Steek
Quilten met
handge-
J 17 17 16 16
maakt uiter-
lijk
Quiltsteek
J 21 21 17 17
(stippel)
1
*
Gebruik geen achteruitsteken.
De waarde onder Automatisch wordt ingesteld wanneer het betreffende patroon wordt geselecteerd. U kunt deze instelling
aanpassen naar elke waarde die binnen het bereik ligt dat onder Handmatig is aangegeven.
VOORZICHTIG
● Zet de naaimachine uit voordat u de persvoet verwisselt. Anders kunt u letsel oplopen wanneer u per
ongeluk op een toets drukt en de machine begint te naaien.
Applicatiesteken naaien
a
Knip de applicatie uit met een marge van 3 tot
5 mm (1/8 tot 3/16 inch).
a Marge
Plaats een patroon van dik papier op de
b
achterkant van de applicatie en vouw de
marge om met een strijkbout.
72
Steekbreedte
[mm (inch)]
Toepassing
Automatisch Handmatig Automatisch Handmatig
Quilten met rechte
0,0
steek met handge-
(0)
maakt uiterlijk
Achtergrondstiksel
7,0
quilt (stippel)
(1/4)
c
a
d
e
f
Steeklengte
[mm (inch)]
0,0–7,0
2,5
1,0–4,0
(0–1/4)
(3/32)
(1/16–3/16)
1,0–7,0
1,6
1,0–4,0
(1/16–1/4)
(1/16)
(1/16–3/16)
Draai de stof om en rijg, lijm of speld deze op
de stof waarop u deze wilt bevestigen.
a
a Rijgsteken
Zet de machine aan.
Met de patroonselectieknop
selecteert u steek
of
Bevestig zigzagvoet "J".
• Zie "Persvoet verwisselen" (pagina 33) voor
meer informatie.
Achteruit-
naaien/
verstevi-
gingssteken
Verstevi-
Nee Nee
gingssteken
Verstevi-
Nee Nee
gingssteken
.