HERAsafe 2030i
Opstellen van de toestellen
Omgevingsvoorwaarden
De bedrijfsveiligheid en de onberispelijke functie van het toestel zijn afhankelijk van de keuze
van de juiste opstellingsplaats. Daarom mag de veiligheidswerkbank enkel in ruimtes
worden geplaatst, die aan de hieronder vermelde omgevingsvoorwaarden voldoen.
Eisen aan de opstellingsplaats:
De elektrische installatie van het toestel is voor een standplaatshoogte tot maximaal
2000 m NN ontworpen.
De contactdozen voor de netaansluiting moeten als bescherming tegen onopzettelijk
uitschakelen buiten het normale handbereik liggen. Het is ideaal, wanneer de
contactdozen boven de veiligheidswerkbank worden aangebracht.
De vloerbedekking van het plaatsingsoppervlak moet een voldoende vastheid bezitten
en niet brandbaar zijn.
Het onderstel moet voor een voldoende draaglast (dubbel gewicht van het toestel)
ontworpen zijn.
De hoogte van de plaatsingsruimte moet voldoende zijn. Bij een toestel dat niet aan
een afzuiginstallatie aangesloten wordt, moet de afstand van de afzuigopening aan
het toestelplafond tot aan het plafond van de ruimte ten minste 200 mm bedragen.
De opstellingsplaats moet met een geschikte ruimteventilatie uitgerust zijn, zie
„Ruimteverluchting" op pagina 9.
De ruimtetemperatuur moet in het bereik van de 15 °C tot 40 °C liggen.
De relatieve luchtvochtigheid van de toestelomgeving mag max. 90 % r.v. bedragen.
OPMERKING Omgevingsvoorwaarden
Wanneer de omgevingsvoorwaarden aanzienlijk van de hierboven beschreven
bepalingen afwijken, gelieve de mogelijke maatregelen voor het opstellen van
het toestel met Thermo Electron LED af te spreken.
OPMERKING Tijdelijke opslag voor het gebruik
Wanneer het toestel tijdelijk wordt opgeslagen, mag de
omgevingstemperatuur voor max. 4 weken tussen -20 °C tot +60 °C bij een
relatieve vochtigheid tot max. 90 % liggen. Daarna gelden de eisen van de
plaats van opstelling.
Ruimteverluchting
De ruimteverluchting moet een technische verluchting zijn, die aan de nationale
bepalingen van de plaats van opstelling voldoet.
De luchttoevoer- en afzuigopeningen van het verluchtingssysteem moeten zo
geïnstalleerd zijn, dat er op de plaats van opstelling geen tocht ontstaat, die op de
functie van het luchtsysteem van de veiligheidswerkbank een uitwerking heeft.
| 9
50155219