6. Ingebruikname / Bediening
Zoek buiten een plaats met ruimte en voldoende
veiligheidsafstand ten opzichte van personen en
voorwerpen om het rangeren met de MoveControl
te oefenen.
Let op dat er zich tijdens het range-
ren niemand in het rangeerbereik
van de caravan of aanhanger be-
vindt!
Controleer ook de van u afgekeerde
zijde van de caravan of aanhanger.
Houd voldoende veiligheidsafstand
tijdens het rangeren.
Houd voldoende afstand van de
aandrijfrollen – ook bij onderhouds-
of schoonmaakwerkzaamheden.
Tijdens werkzaamheden in het be-
reik van de aandrijfrollen de installa-
tie altijd van stroom afkoppelen en
het voertuig tegen wegrollen zeke-
ren.
B1 Systeem AAN schakelen
Schakel de hoofdschakelaar IN.
Controleer of alle aandrijfunits van de voer-
tuigbanden afgekoppeld zijn.
B2 MoveControl AAN schakelen
Aktiveer
dubbelklik op de I/0 toets van de
afstandsbediening (AAN) – de LED van
de toets brandt.
Controleer door indrukken van de toetsen
op de afstandsbediening of de MoveCon-
trol functioneert.
NL8
de
MoveControl
met
Attentie: wanneer de aandrijfrollen niet draaien,
moet de reset-procedure op het basisstation door-
gevoerd worden of dient de afstandsbediening
opnieuw met de ontvangstunit (basisstation) ge-
synchroniseerd te worden.
B3 Aankoppelen van de aandrijfrollen
Draai eerst de aandrijfrollen middels de afstands-
bediening op de banden.
Druk hiertoe tegelijk de beide pijltoetsen op de
afstandsbediening in en houd deze zolang
ingedrukt
totdat
uitgedraaid zijn:
Zodra de eindpositie is bereikt schakelt de
MotorDrive automatisch uit.
Alleen in deze positie mag het rangeerproces
plaatsvinden!
Haal uw caravan of aanhanger van de handrem.
B4 Rangeren
een
Indien binnen 20 seconden geen toets wordt
ingedrukt,
automatisch uit en dient deze weer ingeschakeld
te worden.
de
aandrijfrollen
+
U kunt nu overeenkomstig de
op de afstandsbediening aan-
gegeven symboliek rangeren.
Het voertuig beweegt alleen
wanneer u de toetsen in-
gedrukt houdt.
schakelt
de
afstandsbediening
volledig