5.0
WERKDIEPTE VERSTELLING
De werkdiepte kan worden versteld als de machine is geheven, zie fig. 10.
Draai de moeren 1 één slag los aan beide zijden van de machine.
Draai vervolgens spindel 3 in of uit. De sticker 2 aan de zijkant van de machine, geeft de diepte
instelling aan. Als de juiste werkdiepte is bereikt, draai dan de moeren 1 weer vast.
Verstel één zijde nooit meer dan 4 slagen. Compenseer eerst de andere zijde, voordat verder
wordt gegaan.
De diepte-instelling op de stickers geldt alleen wanneer pennen met 225 mm (9") lengte
worden gebruikt. Wanneer kortere pennen worden gebruikt, trek dan het lengte verschil ten
opzichte van de 225 mm (9") af van de waarde op de stickers.
Om te veel door hangen van de achterrol bij ondiep prikken te voorkomen, kan de achterrol
eerder geblokkeerd worden door beveiligingspen 3 (fig.8) in een van de gaten 5 te steken.
6.0
PENHOEK VERSTELLING
Alle pennen kunnen gelijktijdig worden versteld met de hendels 4 aan de zijkant van de machine; zie
fig. 10. Hef de machine boven de grond en los moer 5 aan beide zijden en in het midden van de
machine. Verstel de hoek door de bijgeleverde ringsleutel op het zeskant 6 van de hendel 4 te
zetten. Op de indicator 7 kan de hoek worden afgelezen. Neem de bijgeleverde ringsleutel er weer
af, en draai vervolgens de moer 5 weer vast.
Een hoek van 90 graden betekent nauwelijks wik. Dit is vereist voor holle pennen en wordt
geadviseerd voor de 8 mm (5/16") pennen.
Van 90 naar 70 graden betekent meer wik. Dit wordt geadviseerd voor massieve pennen en
is afhankelijk van de grondcondities, de penmaat en de wensen van de klant.
Op 90 graden gaan de pennen alleen loodrecht in de grond als de machine correct is
geïnstalleerd, zie fig. 8. Als dit niet correct is kan een kracht F, zie fig. 10, ontstaan, die de
machine beschadigt.
De lengte van de samengestelde trekstang moet 457 mm (18") bedragen, welke
gekalibreerd kan worden door middel van shims. (zie onderdelen pagina)
15