Oorzaak
Geen
voedingsspanning.
De zekeringen zijn
doorgebrand.
De thermische
beveiliging is
geactiveerd.
De hoofdgeleiders in de
motorbeveiliging maken
geen contact of de
spoel is defect.
Het stuurstroomcircuit is
defect.
Oplossing
Schakel de
elektriciteitstoevoer in.
Vervang de zekeringen.
Reset de thermische
beveiliging.
Vervang de contacten of
de magnetische spoel.
Repareer het
stuurstroomcircuit.
8.5 De pompprestatie is niet constant.
Oorzaak
De voordruk van de
pomp is te laag
(cavitatie).
De aanzuigleiding of de
pomp is gedeeltelijk
verstopt door
verontreinigingen.
De pomp zuigt lucht
aan.
8.6 De pomp werkt, maar er komt geen
water.
Oorzaak
De aanzuigleiding of
pomp is verstopt door
verontreinigingen.
De voet- of
terugslagklep zit vast in
gesloten positie.
Lekkage in de
zuigleiding.
Er bevindt zich lucht in
de zuigleiding of pomp.
De motor werkt met een
verkeerde draairichting.
8.7 De pomp draait achteruit na te zijn
uitgeschakeld.
Oorzaak
Lekkage in de
zuigleiding.
De voet- of
terugslagklep is defect.
8.8 Lekkage in de asafdichting.
Oorzaak
De asafdichting is
defect.
Oplossing
Controleer de voordruk.
Reinig de aanzuigleiding
of de pomp.
Controleer de voordruk.
Oplossing
Reinig de aanzuigleiding
of de pomp.
Repareer de voetklep of
terugslagklep.
Repareer de
aanzuigleiding.
Controleer de voordruk.
Controleer de draairichting
van de motor.
Oplossing
Repareer de
aanzuigleiding.
Repareer de voetklep of
terugslagklep.
Oplossing
Vervang de asafdichting.
491