Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Danfoss VLT AutomationDrive FC 300 Bedieningshandleiding pagina 67

Verberg thumbnails Zie ook voor VLT AutomationDrive FC 300:
Inhoudsopgave

Advertenties

Eenvoudige problemen verhel...
Symptoom
Motor loopt niet
9
9
Motor draait in verkeerde
richting
De motor bereikt de
maximale snelheid niet
Motorsnelheid instabiel
64
VLT
®
AutomationDrive
Bedieningsinstructies
Mogelijke oorzaak
Serviceschakelaar open of
ontbrekende motoraansluiting
Geen netvoeding met 24 V DC-
optiekaart
Stop via LCP
Ontbrekend startsignaal (stand-by) Controleer of 5-10 Terminal 18
Motorvrijloopsignaal actief (motor
loopt vrij)
Verkeerde bron voor referentie-
signaal
Draaibegrenzing motor
Omkeersignaal actief
Aansluiting motorfase verkeerd
Frequentielimieten verkeerd
ingesteld
Referentiesignaal niet correct
geschaald
Parameterinstellingen mogelijk
verkeerd
®
MG33AK10 – VLT
is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
Test
Controleer of de motor is
aangesloten en de aansluiting niet
wordt onderbroken (door een
werkschakelaar of andere
voorziening).
Wanneer het display werkt maar
geen gegevens toont, moet u
controleren of de netvoeding naar
de frequentieomvormer is
ingeschakeld.
Controleer of [Off] werd ingedrukt.
Digital Input voor klem 18 correct is
ingesteld (gebruik standaardin-
stelling).
Controleer of 5-12 Terminal 27
Digital Input voor klem 27 correct is
ingesteld (gebruik standaardin-
stelling).
Controleer het referentiesignaal:
Lokale, externe of busreferentie?
Digitale referentie actief? Klemaan-
sluiting correct? Schaling van
klemmen correct? Referentiesignaal
beschikbaar?
Controleer of 4-10 Motor Speed
Direction juist is geprogrammeerd.
Controleer of er een omkeer-
commando voor de klem is
geprogrammeerd via parame-
tergroep 5-1* Dig. ingangen.
Controleer de uitgangslimieten in
4-13 Motor Speed High Limit [RPM],
4-14 Motor Speed High Limit [Hz] en
4-19 Max Output Frequency.
Controleer de schaling van het
referentiesignaal in parametergroep
6-* Analoog In/Uit en parame-
tergroep 3-1* Referenties.
Controleer de instellingen van alle
motorparameters, inclusief alle
motorcompensatie-instellingen. Bij
een regeling met terugkoppeling:
controleer de PID-instellingen.
Oplossing
Sluit de motor aan en controleer
de werkschakelaar.
Schakel de spanning naar de
eenheid in om deze te activeren.
Druk op [Auto on] of [Hand on]
(afhankelijk van de
bedieningsmodus) om de motor te
activeren.
Geef een geldig startsignaal om de
motor te starten.
Pas 24 V toe op klem 27 of stel de
klem in voor Niet in bedrijf.
Programmeer de juiste instellingen.
Controleer 3-13 Reference Site.
Programmeer de actieve digitale
referentie in parametergroep 3-1*
Referenties. Controleer op een
juiste bedrading. Controleer de
schaling van de klemmen.
Controleer het referentiesignaal.
Programmeer de juiste instellingen.
Schakel het omkeersignaal uit.
Zie 3.5 Draairichting van de motor
controleren in deze handleiding.
Programmeer de juiste limieten.
Programmeer de juiste instellingen.
Controleer de instellingen in
parametergroep 1-6* Anal. I/O-
modus. Bij een regeling met
terugkoppeling: controleer de
instellingen in parametergroep
20-0* Terugkoppeling.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave