Installatie
EN-IEC 61800-5-1 (productnorm voor regelbare elektrische
aandrijfsystemen) vereist speciale voorzorgsmaatregelen
wanneer de lekstroom meer bedraagt dan 3,5 mA. De
aarding moet op een van de volgende manieren worden
versterkt:
•
Aardkabel van minimaal 10 mm²
•
Twee afzonderlijke aarddraden die beide voldoen
aan de regels ten aanzien van maatvoering
Zie EN 60364-5-54 § 543.7 voor meer informatie.
Gebruik van RCD's
Bij gebruik van reststroomapparaten (RCD's), ook wel
bekend als aardlekschakelaars (ELCB's), moet aan de
volgende voorwaarden worden voldaan:
Gebruik uitsluitend RCD's van het B-type die
geschikt zijn voor het detecteren van AC- en DC-
stromen.
Gebruik RCD's met een inschakelvertraging om
fouten door kortstondige aardstromen te
voorkomen.
Dimensioneer RCD's op basis van de systeemcon-
figuraties en omgevingsaspecten.
2.4.2.2 Aarding met behulp van
afgeschermde kabels
Er zijn aardklemmen aanwezig voor de motorkabels (zie
Afbeelding 2.7).
Afbeelding 2.7 Aarding met afgeschermde kabels
VLT
®
AutomationDrive
Bedieningsinstructies
- LC -
®
MG33AK10 – VLT
is een gedeponeerd handelsmerk van Danfoss
2.4.3 Motoraansluiting
WAARSCHUWING
GEÏNDUCEERDE SPANNING!
Houd de motorkabels van meerdere frequentieomvormers
van elkaar gescheiden. Geïnduceerde spanning van de
uitgangskabels van motoren die bij elkaar zijn geplaatst,
kunnen de condensatoren van de apparatuur van spanning
voorzien, zelfs wanneer de apparatuur is afgeschakeld en
vergrendeld (lockout). Wanneer u de motoruitgangskabels
niet van elkaar gescheiden houdt, kan dit leiden tot ernstig
of dodelijk letsel.
•
Zie 10.1 Vermogensafhankelijke specificaties voor
de maximale kabelgroottes.
•
Volg de nationale en lokale voorschriften ten
aanzien van kabelgroottes op.
•
Onder aan eenheden van het type IP 21 en hoger
(NEMA 1/12) zijn uitbreekpoorten of toegangs-
panelen aangebracht voor het aansluiten van de
motorkabels.
•
Monteer tussen de frequentieomvormer en de
motor geen condensatoren die de arbeidsfactor
corrigeren.
•
Sluit geen starter of poolomschakelingsapparaat
aan tussen de frequentieomvormer en de motor.
•
Sluit de 3-fasige motorkabel aan op klem 96 (U),
97 (V) en 98 (W).
•
Aard de kabel overeenkomstig de aangegeven
aardingsinstructies.
•
Haal de klemmen aan overeenkomstig de
informatie in 10.4.1 Aanhaalmomenten voor
aansluitingen.
•
Volg de bedradingsvereisten van de motorfa-
brikant op.
Afbeelding 2.8 tonen de kabelaansluitingen voor
netvoeding, motor en aarde voor eenvoudige frequentie-
omvormers. De werkelijke configuratie hangt af van het
type eenheid en de aanwezigheid van optionele
apparatuur.
2
2
13