C
5.2
V-circuit
5.2.1
Ontluchter
Voorzie de installatie op het hoogste punt van een
ontluchtingsmogelijkheid.
5.2.2
Vullen en aftappen
Voor het vullen of aftappen dient de stekker uit de
wandcontactdoos genomen te worden. Zet de driewegklep in zijn
middenstand. Voordat men gaat vullen dient men de installatie te
spoelen met schoon leidingwater. Het vullen van de installatie dient
geleidelijk te gebeuren.
Het toestel zelf is niet voorzien van een vul-en aftap-kraan. Men dient te
vullen middels de kraan die in de installatie is opgenomen (of
opgenomen dient te worden). Vul het toestel tot een druk tussen de 1,5
en de 2 bar. Het toestel (niet de installatie) wordt ontlucht door één
gemonteerde automatische ontluchter en één gemonteerde
handontluchter. Het dopje van de automatische ontluchter moet wel
open gedraaid worden bij het in bedrijf stellen. (zie fig. 5.9)
5.2.3 .3 Werkdruk
De ketel dient in koude toestand gevuld te worden tot een druk tussen
1,5 en 2,0 bar.
In de installatie dient in de aanvoerleiding, zo dicht mogelijk bij het
toestel, een overstortventiel dat opent bij een druk van 3 bar (
ontlastcapaciteit 100 kW) opgenomen te worden.
In de totale installatie dient een expansievat opgenomen te
worden.
5.2.4 Thermostaatkranen
Bij toepassing van thermostaatkranen dient men in de installatie, zo ver
mogelijk van de ketel verwijderd, een bypass te installeren. Deze dient
zodanig ingeregeld te zijn dat een minimale flow van 400 ltr/h over het
toestel gewaarborgd is (zie fig. 3).
5.3 Sanitairaansluitingen
De aansluitingen voor sanitair koud en sanitair warm zijn weergegeven in
de maatschetsen (fig. 2).
5.3.1 Inlaatcombinatie
In de koudwaterleiding dient een inlaatcombinatie geplaatst te worden
die voorzien is van een terugslag-klep, een overstortventiel (8 bar) en
een afsluiter.
5.3.2 Doseerventiel
In de koudwaterleiding, vóór het toestel is een doseer-ventiel geplaatst.
(zie fig. 4). Dit ventiel begrenst het tapdebiet op 10,5 ltr/min. Let bij
eventuele uitwisseling op de stromingsrichting en zorg ervoor dat de
pakkingen gemonteerd zitten.
5.3.3 Mengventiel
Het
mengventiel
(zie
tapwatertemperatuur op een constante waarde wordt gehouden.
De sanitairzijdige weerstand is weergegeven in fig. 5.
5.3.4 Thermostatische (sanitair)mengkranen
Bij toepassing van thermostatische mengkranen dient men er voor te
zorgen dat de weerstanden in koud- en warmwatercircuit nagenoeg
gelijk zijn. Bij snelslui-tende kranen kan men in de leidingen waar druk-
golven optreden een waterslagdemper opnemen.
fig.
1)
zorgt
er
voor
1
/
",
2
Retour CV
Fig.3 Plaats by-pass (inregelen op minimaal 400 ltr/h)
dat
de
Fig 4: Montage van het doseerventiel
35
Regelkraan
X
Aanvoer CV