Beschikbare functies met diverse
objectieven
Alle opnamestanden zijn beschikbaar bij gebruik van een DA-,
DA L- of FA J-objectief, of als een objectief met een positie 9
wordt gebruikt met de diafragmaring ingesteld in de positie 9.
Als gebruik wordt gemaakt van andere objectieven dan boven
beschreven of van een objectief met een positie 9 dat in een
andere positie staat dan positie 9, dan gelden de volgende
beperkingen.
x: Beschikbaar
Objectief
[Vattingtype]
6
Functie
Autofocus
(Alleen objectief)
*1
(Met AF-adapter 1,7×)
Handmatig scherp stellen
(Met scherpstelindicatie)
(Met het matglas)
Quick-Shift focus
Selectiestand scherpstelpunt
[Auto]
Automatische lichtmeting
[Meervlaks]
Stand G/H/I/J/K
Stand L
Automatisch
*3
P-DDL-flitsen
Power zoom
Automatisch informatie
over de brandpuntsafstand
van het objectief verkrijgen
Objectiefcorrectie
96
#: Beperkt
×: Niet beschikbaar
*6
DA
FA J
F
A
*6
DA L
FA
D FA
[K
]
[K
]
[K
]
[K
AF
AF
AF
[K
]
[K
]
AF2
AF2
[K
]
AF3
x
x
x
–
–
–
*2
x
x
x
×
×
*4
#
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
x
×
–
–
x
x
x
×
×
*5
x
*7
*1
Objectieven met een maximaal diafragma van F2.8 of sneller.
Alleen beschikbaar bij de stand 9.
*2
Objectieven met een maximaal diafragma van F5.6 of sneller.
*3
Beschikbaar bij gebruik van AF540FGZ, AF540FGZ II, AF360FGZ,
AF360FGZ II, AF201FG, AF200FG of AF160FC.
*4
Alleen beschikbaar bij compatibele objectieven.
*5
Vervormingscorrectie en perifere verlichtingscorrectie worden
uitgeschakeld bij gebruik van een DA FISH-EYE 10-17mm objectief.
*6
Als u een FA SOFT 28mm F2.8 objectief, FA SOFT 85mm F2.8
objectief of F SOFT 85mm F2.8 objectief gebruikt, stel
[26. Diafragmaring gebruiken] dan in op [Inschakelen] in menu E4.
Er kunnen opnamen worden gemaakt met de ingestelde
diafragmawaarde, maar alleen binnen het bereik voor handmatige
instelling van het diafragma.
*7
Alleen beschikbaar met een FA 31mm F1.8 Limited, FA 43mm
F1.9 Limited of FA 77mm F1.8 Limited objectief.
M
*8
Vast ingesteld op [Spot].
P
*9
J met het diafragma breed open. (De diafragmaring heeft geen
effect op de eigenlijke diafragmawaarde.)
]
[K]
A
u Let op
• De camera werkt niet indien de diafragmaring in een andere
positie staat dan 9 of wanneer gebruik wordt gemaakt
–
–
van een objectief zonder positie 9 of van accessoires zoals
#
#
een auto-tussenringenset of autobalg, behalve wanneer
x
x
[26. Diafragmaring gebruiken] is ingesteld op [Inschakelen]
in menu E4. Raadpleeg "De diafragmaring gebruiken" (p.97)
×
×
voor bijzonderheden.
• U kunt geen opnamen maken of sommige functies niet
×
*8
#
gebruiken als een intrekbaar objectief bevestigd is en niet
uitgeschoven is. De camera stopt als het objectief tijdens
×
x
het maken van opnamen wordt ingetrokken.
*9
x
#
Namen van objectieven en vattingen
x
#
DA-objectieven met een motor en FA- zoomobjectieven met
power zoom maken gebruik van de K
×
x
objectieven maken de objectieven zonder AF-koppeling
gebruik van de K
–
–
FA-objectieven met één enkele brandpuntsafstand
(objectieven zonder zoom), DA- en DA L-objectieven zonder
×
×
motor en D FA-, FA J- en F-objectieven maken gebruik van
de K
-vatting.
AF
×
×
Raadpleeg de gebruiksaanwijzingen van de betreffende
objectieven voor bijzonderheden.
-vatting. (Van deze
AF2
-vatting.)
AF3