3
Draai aan Q.
De sluitertijd wordt gewijzigd
in de stand I, K, of L.
t Memo
• De instellingen voor de belichting kunnen worden opgegeven
in stappen van 1/3 LW. Bij [1. LW-stappen] in menu E1 kunt
u de instellingsstappen wijzigen in stappen van 1/2 LW.
• De juiste belichting wordt mogelijk niet bereikt met de
geselecteerde sluitersnelheid en diafragmawaarde wanneer
de gevoeligheid vast ingesteld is op een bepaalde
gevoeligheid.
• In de stand L of N wordt het verschil ten opzichte van
de juiste belichting weergegeven in de LW-staafgrafiek terwijl
de belichting wordt aangepast.
• In de stand M kan de transportstand niet worden ingesteld
op [Continuopname], [Belichtingsbracketing],
[Dubbelopnamen+Continu], [Intervalopname]
of [Intervalcompositie].
• Voor elke belichtingsstand kunt u de werking van de camera
instellen voor wanneer aan Q of R wordt gedraaid
of M wordt ingedrukt. Stel dit in bij [Instelling e-knoppen]
in menu A4. (p.85)
• Wanneer opnamen worden gemaakt met een lange
sluitertijd, kunt u beeldruis verminderen bij [Ruisond. lange
sltrtijd] in menu A2 of in het bedieningspaneel.
Past ruisonderdrukking toe volgens de sluitertijd,
AUTO
gevoeligheid en interne temperatuur van
de camera.
Past ruisonderdrukking toe als de sluitertijd
AAN
langzamer is dan 1 seconde.
Past bij geen enkele sluitertijd ruisonderdrukking
UIT
toe.
Programmalijn
Bij [Programmalijn] in menu A2 kunt u specificeren
hoe de belichting wordt geregeld wanneer [GLINE]
is geselecteerd voor de werking van de knop M.
A Auto
Bepaalt de juiste instellingen.
Basisprogramma voor
B Normaal
automatische belichting
Prioriteit hoge
Geeft prioriteit aan hoge
C
snelheid
sluitertijden.
Scherptediepte
Sluit het diafragma voor een
D
groot
diepere scherptediepte.
Scherptediepte
Opent het diafragma voor een
E
klein
minder diepe scherptediepte.
Stelt het scherpste diafragma in van
het aangesloten objectief bij gebruik
F MTF-voorkeuze
van een DA-, DA L-, D FA-, FA J-
of FA-objectief.
3
43