3
Bepaal met behulp van
het uitsnijkader de grootte
en positie van het gebied
dat u wilt uitsnijden.
Beschikbare bedieningshandelingen
Wijzigt de grootte van het uitsnijkader.
R
Verplaatst het uitsnijkader.
ABCD
Wijzigt de verhoudingen of de instelling
G
van de beeldrotatie.
Roteert het uitsnijkader (alleen wanneer
M
mogelijk).
4
Druk op E.
Het scherm verschijnt waarin de opslag wordt bevestigd.
5
Selecteer [Opslaan op SD1] of [Opslaan op SD2]
en druk op E.
Kleurmoiré corrigeren
Vermindert kleurmoiré in opnamen.
1
Geef in de enkelbeeldweergave de opname weer
die u wilt bewerken.
2
Selecteer h in het weergavepalet.
[Deze opname kan niet worden verwerkt] wordt getoond als
de opname niet kan worden bewerkt.
3
Gebruik CD om het
correctieniveau te selecteren
en druk op E.
Het scherm verschijnt waarin
de opslag wordt bevestigd.
4
Selecteer [Opslaan op SD1] of [Opslaan op SD2]
en druk op E.
u Let op
• De functie voor correctie van kleurmoiré kan alleen worden
gebruikt voor JPEG-opnamen die met deze camera zijn
gemaakt.
Opnamen verwerken met digitale filters
1
Geef in de enkelbeeldweergave de opname weer
die u wilt bewerken.
2
Selecteer T in het weergavepalet.
Het scherm voor selectie van een filter verschijnt.
3
Selecteer een filter.
Gebruik Q om een andere
opname te selecteren.
Annul.
Annul.
OK
OK
4
100-0001
100-0001
Aanpass. basisparam.
Aanpass. basisparam.
Aanp. parameter
Aanp. parameter
Stoppen
Stoppen
OK
OK
79