De flitsstand instellen
1
Druk op B in de standby-stand.
2
Selecteer een flitsstand.
3
Auto ontladen
A
flitser
Auto + Anti
B
Rode Ogen
Flitser aan
C
Flitser aan +
D
Anti Rode
Ogen
Lange-
E
sluitertijdsync
Lange-sltrtd +
F
Anti Rode
Ogen
48
Flitser aan
Flitser aan
0.0
0.0
Annul.
Annul.
Meet het omgevingslicht
automatisch en bepaalt of de flitser
gebruikt moet worden.
Hiermee gaat eerst een voorflits
af om rode ogen tegen te gaan
voordat een automatische flits
afgaat.
Schakelt de flitser in bij elke
opname.
Activeert voor elke opname een
voorflits voor anti rode ogen voordat
de hoofdflits afgaat.
Stelt een lagere sluitertijd in en
activeert een flits voor elke opname.
Gebruik deze optie bijvoorbeeld
voor het maken van een
portretopname met de
zonsondergang op de achtergrond.
Eerst gaat een voorflits af om rode
ogen tegen te gaan. Daarna gaat
de hoofdflits af met lange-
sluitertijdsynchronisatie.
3
Als u de flitsontlading wilt
corrigeren, druk dan op B
en gebruik vervolgens R
om de waarde te wijzigen.
Druk op M als u de waarde wilt
resetten naar 0.0.
4
Druk op E.
De camera keert terug naar de standby-stand.
OK
OK
t Memo
• Het hangt van de belichtingsstand af welke flitsstanden
kunnen worden geselecteerd.
Belichtingsstand
T
G, H, J
I, K, L, M, N
• Als de flitser wordt gebruikt in de stand J, dan verandert
de sluitersnelheid automatisch binnen een bereik vanaf
1/180 seconden tot een lage sluitersnelheid, afhankelijk van
het gebruikte objectief. De sluitersnelheid wordt vastgezet op
1/180 seconden als een ander objectief dan DA, DA L, D FA,
FA J, FA of F gebruikt wordt.
• Als de flitser wordt gebruikt in de stand I, K of L, dan
kan iedere gewenste sluitersnelheid van 1/180 seconden of
langzamer worden ingesteld.
Flitser aan
Flitser aan
+0.7
+0.7
Annul.
Annul.
Selecteerbare flitsstand
A, B * Geen flitscorrectie
C, D, E, F
C, D
OK
OK