Algemene informatie
Let op
Tractiecontrole werkt niet in geval van
een storing aan het ABS-systeem. In dat
geval branden de waarschuwingslampjes
voor de ABS en tractiecontrole en het
storingslampje.
Waarschuwingslampje
Tractiecontrole (TC) uitgeschakeld
Het
voor uitgeschakelde TC mag
alleen gaan branden bij een
storing of als de tractiecon-
trole uitgeschakeld is.
Als
het
waarschuwingslampje
enig ander moment onder het rijden
gaat branden, betekent dit dat er een
storing met het tractiecontrolesysteem
is opgetreden die nader moet worden
onderzocht.
Waarschuwingslampje laag
brandstofpeil
Het
controlelampje
brandstofpeil
wanneer er nog circa 2,6 liter
brandstof in de tank aanwezig is.
Vrijloop
Het
voor de vrijloop geeft aan dat
de transmissie in de vrijloop-
stand staat (geen versnelling
ingeschakeld). Het waarschuwingslampje
gaat branden wanneer de transmissie in
vrijloop staat terwijl de contactschake-
laar in de stand AAN (ON) staat.
32
waarschuwingslampje
Laag
gaat
branden
waarschuwingslampje
Richtingaanwijzers
Wanneer de richtingaanwij-
zerschakelaar naar links of
naar rechts wordt gedraaid,
knippert het waarschuwings-
lampje
van
hetzelfde tempo als de richtingaanwijzer
zelf.
Dagrijlichten (DRL)
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de dagrijlicht-
schakelaar op dagrijlicht is
ingesteld, gaat het waarschu-
wingslampje voor dagrijlicht branden.
op
De dagrijlichten en dimlichten worden
met de hand bediend via een schakelaar
op de linker schakelaarbehuizing, zie
pagina 49.
Rij niet langer dan noodzakelijk met
het dagrijlicht (DRL) als het omge-
vingslicht zwak is.
Als het donker is, in tunnels, of als de
omgevingsverlichting zwak is, kunnen
de dagrijlichten het zicht belemmeren
of andere weggebruikers verblinden.
Verblinding van andere weggebruikers
of beperkt zicht bij slechte verlichting
kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
de
richtingaanwijzer
Waarschuwing
in